ECLI:NL:RVS:2017:1837

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
201704528/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met intrekking verblijfsvergunningen

In deze zaak hebben vreemdelingen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek betreft een voorlopige voorziening in het kader van hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 mei 2017, waarin hun beroepen tegen de intrekking van hun verblijfsvergunningen asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ongegrond zijn verklaard. De staatssecretaris had op 26 april 2016 besloten om de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunningen in te trekken en hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd af te wijzen.

De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat zij niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Tevens vroegen zij om opvang en verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er niet op voorhand aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven, en heeft daarom het verzoek toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan op 7 juli 2017 door mr. R. van der Spoel, in aanwezigheid van griffier mr. L.R.M. Brouwer.

Uitspraak

201704528/2/V2.
Datum uitspraak: 7 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4], [vreemdeling 5] en onderscheidenlijk [vreemdeling 6],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 1 mei 2017 in zaken nrs. 16/10775, 16/10776, 16/10777, 16/10778, 16/10779 en 16/10780 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 26 april 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, de aan de vreemdelingen 1, 2, 3, 5 en 6 verleende verblijfsvergunningen asiel ingetrokken en aanvragen van vreemdelingen 1, 2, 3 en 4 om hun een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 mei 2017 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hun gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is niet op voorhand aannemelijk dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven. Het verzoek komt daarom op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer, griffier.
w.g. Van der Spoel    w.g. Brouwer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2017
791