201606741/1/A1.
Datum uitspraak: 12 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna in enkelvoud: [appellant]), wonend te Tegelen, gemeente Venlo,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 juli 2016 in zaak nr. 16/610 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2015 heeft het college aan Stichting Antares Woonservice omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van een dakterras op de eerste verdieping van het pand en het plaatsen van privacyschermen aan de zijkant van het dakterras en opgang aan de [locatie 1] te Tegelen.
Bij besluit van 21 januari 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 5 oktober 2015 gehandhaafd met dien verstande dat de grondslag voor het verlenen van medewerking is gelegen in artikel 4, vierde lid, van Bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht.
Bij uitspraak van 29 juli 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en Stichting Antares Woonservice hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juni 2017, waar het college, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Stichting Antares Woonservice is eigenaar van het pand aan de [locatie 1] te Tegelen. Zij heeft op 7 juli 2015 omgevingsvergunning gevraagd ter legalisering van de uitbreiding van het al aanwezige en vergunde dakterras op een reeds aanwezige en vergunde aanbouw op het perceel. De aanvraag heeft voorts betrekking op het plaatsen van ondoorzichtige privacyschermen aan de reeds aanwezige balustrade van het dakterras en de opgang. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie 2]. Zijn woning en tuin zijn gelegen naast het pand van Stichting Antares Woonservice. Hij vreest dat de uitbreiding van het dakterras leidt tot een aantasting van zijn privacy.
Beoordeling van het hoger beroep
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij voert daartoe aan dat sprake is van een oude dorpskern, waarvan het historisch stedenbouwkundige karakter goed bewaard is gebleven. Het unieke dorpskarakter wordt aangetast met de realisering van het bouwplan, aldus [appellant].
2.1. Het college heeft het bouwplan voor advies voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit dat ermee heeft ingestemd. Het pand betreft een gemeentelijk monument. Het dakterras bevindt zich aan de achterzijde van het pand. Dat onderdeel is volgens het college niet aan te merken als waardevol monumentaal element van het pand. Het college heeft toegelicht dat de huidige bebouwing aan de Grotestraat weliswaar geacht kan worden deel uit te maken van de oorspronkelijke dorpskern, maar dat deze bebouwing in een latere fase voor een deel is vergroot en verhoogd. Aan de achterzijde zijn in het verleden diverse aan- en uitbouwen gerealiseerd. Hierdoor is volgens het college aan de zijde van de Grotestraat min of meer een stedelijk gebied ontstaan. De bebouwing aan de Grotestraat heeft daardoor een ander karakter dan de kleinschalige bebouwing van de oorspronkelijke dorpskern. De aldaar aanwezige bebouwing kent een lagere bebouwingsdichtheid. Gezien de aard en latere aanpassing van de bebouwing aan de Grotestraat is volgens het college in de toelichting bij het bestemmingsplan "Centrum Tegelen" vermeld dat de oorspronkelijke dorpskern de 'achterkant' van de nieuwe ontwikkelingen werd en als 'enclave' kan worden aangemerkt. De uitbreiding van het dakterras is beperkt van omvang en wordt gerealiseerd op een reeds langer aanwezig bijgebouw dat vele malen omvangrijker is. Gezien de ligging, het karakter en de omvang van het bouwplan heeft volgens het college het bouwplan geen, dan wel geen onaanvaardbare invloed op de stedenbouwkundige structuur van de omgeving waartoe de oorspronkelijke dorpskern wordt gerekend. Volgens het college kan derhalve niet worden gezegd dat het straatbeeld van de oorspronkelijke dorpskern en de daarbij behorende open erven worden verdicht of visueel aangetast.
2.2. Mede gelet op het verhandelde ter zitting en de daar door het college getoonde luchtfoto, wordt in het door [appellant] aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Dat, zoals [appellant] aanvoert, de beide percelen aan de Grotestraat zich bevinden in de oorspronkelijke dorpskern, doet er niet aan af dat de bebouwing aan de Grotestraat niet dezelfde lage bebouwingsdichtheid heeft als die in het gebied gelegen ten westen van de Grotestraat. Geen grond bestaat voor het oordeel dat het college het type bebouwing aan en de bebouwingsdichtheid van de Grotestraat niet bij zijn beoordeling heeft mogen meenemen. Voor zover [appellant] aanvoert dat het pand op het perceel een gemeentelijk monument is, geldt dat alleen de voorgevel van het pand, zoals het college ter zitting heeft toegelicht, is aan te merken als waardevol monumentaal element van het gebouw.
Gelet op de door het college gegeven motivering, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college wegens strijd met het dorpse karakter had moeten besluiten de omgevingsvergunning te weigeren.
Het betoog faalt.
3. Voor zover [appellant] in hoger beroep betoogt dat uitbreiding van het dakterras niet is geïndiceerd omdat problemen bestaan tussen hem en zijn buurvrouw die het appartement waar het dakterras bij hoort van de Stichting Antares Woonservice huurt, overweegt de Afdeling dat het college dient te beoordelen of het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De relatie tussen [appellant] en zijn buurvrouw is voor die beoordeling niet relevant.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat realisering van het bouwplan zal leiden tot een aantasting van zijn woongenot. Hij voert daartoe aan dat vanaf het dakterras zicht bestaat op zijn tuin en daarmee zijn privacy wordt aangetast.
4.1. Het college heeft onderkend dat vanaf het dakterras zicht bestaat op het erf van [appellant]. Het heeft zich op het standpunt gesteld dat het perceel is gelegen in stedelijk gebied dat zich veelal kenmerkt door dichter op elkaar liggende bebouwing en bedrijvigheid. Volgens het college is het niet redelijk te verwachten dat hier het woon- en leefklimaat vergelijkbaar is aan dat in niet-stedelijk gebied. Het college heeft verder van belang geacht dat rechtbank Limburg in haar vonnis van 20 mei 2015 heeft bepaald dat de Stichting Antares Woonservice ondoorzichtige schermen dient te plaatsen aan de zijkant van het dakterras. Volgens het college is er door het aanbrengen van deze schermen geen sprake meer van een ongeoorloofd uitzicht waardoor de privacy van [appellant] wordt aangetast. De privacy van [appellant] wordt door de realisering van de schermen voldoende geborgd, aldus het college.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat in het besluit een afweging ten aanzien van een goede ruimtelijke ordening en een belangenafweging heeft plaatsgevonden die niet als onredelijk kunnen worden beschouwd. Voor het oordeel dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning had moeten weigeren vanwege een onaanvaardbare schending van de privacy van [appellant], bestaat dan ook geen grond.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2017
473.