201605848/1/A1.
Datum uitspraak: 12 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Helmond,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 juni 2016 in zaken nrs. 15/6404, 15/6399 en 14/2100 en 14/4540 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het bouwen van een schutting om, en een omkasting op, een dakterras op het perceel [locatie].
Bij besluit van 6 november 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2016 heeft de rechtbank voor zover hier van belang het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J.T. van Stipthout, advocaat te Helmond, het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, en [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. I.L. van Geel, advocaat te Helmond, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de bij de aanvraag behorende tekeningen toereikend mocht achten voor de beoordeling van de aanvraag. Met deze overweging miskent de rechtbank volgens hem dat bij de aanvraag geen technische gegevens over een luchtbehandelingsinstallatie zijn overgelegd aan de hand waarvan een toetsing aan het Bouwbesluit 2012 kan plaatsvinden.
1.1. De door [appellant] bestreden overweging in de rechtbankuitspraak heeft geen betrekking op toetsing aan het Bouwbesluit 2012, maar op het betoog in het beroepschrift van [appellant] dat er geen kleurenfoto’s zijn overgelegd, en dat op de tekeningen principedetails, een schaalaanduiding en een noordpijl ontbreken. In reactie op dat betoog heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het college in dat opzicht deingediende tekeningen toereikend mocht achten.
Wat het Bouwbesluit 2012 betreft, waarop [appellant] ter zitting bij de rechtbank nog een beroep heeft gedaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] geen voorschriften van het Bouwbesluit 2012 heeft ingeroepen die zouden moeten of kunnen strekken tot zijn bescherming. Ook dit oordeel van de rechtbank is juist. Overigens heeft [appellant] ook in hoger beroep niet aangeduid op welke normen uit het Bouwbesluit 2012 hij zich concreet zou willen beroepen.
2. [appellant] betoogt verder dat het in strijd met het gelijkheidsbeginsel is dat de welstandscommissie op basis van de beschikbare informatie twee keer een advies is uitgebracht. Dit betoog faalt reeds omdat uit het betoog van [appellant] noch anderszins blijkt dat vergelijkbare gevallen bestaan waarin het college anders heeft gehandeld naar aanleiding van adviezen van de welstandscommissie.
3. Tot slot is de hogerberoepsgrond dat "mr. J. Eijerman" de zitting bij de rechtbank heeft voorgezeten ter zitting ingetrokken.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2017
262.