ECLI:NL:RVS:2017:1904

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
201704645/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Op 12 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen A en B, mede voor hun minderjarige kind, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, welke besluiten op 23 december 2016 zijn genomen. De rechtbank Den Haag had op 12 mei 2017 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld.

In hun verzoek om voorlopige voorziening vroegen de vreemdelingen de voorzieningenrechter te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. Tevens vroegen zij om opvang en verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter heeft het verzoek in het licht van eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:RVS:2016:3350, voor toewijzing in aanmerking laten komen.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens beslist dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn opgelopen tot € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.

Uitspraak

201704645/2/V2.
Datum uitspraak: 12 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling A] en [vreemdeling B], mede voor hun minderjarige kind,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 12 mei 2017 in zaken nrs. 17/1227 en 17/1234 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 23 december 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 12 mei 2017 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hun gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Sanchit-Premchand, griffier.
w.g. Hent    w.g. Sanchit-Premchand
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2017
691.