ECLI:NL:RVS:2017:2039

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
201701641/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot verlenging van de begunstigingstermijn voor handhaving van crossactiviteiten in Lierop

Op 28 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonend in de nabijheid van een terrein in Lierop, een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren. Dit besluit, genomen op 22 juni 2017, verlengde de begunstigingstermijn voor de vereniging Motor- en Autoclub Lierop (MAC Lierop) om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het terrein voor motorcrossactiviteiten te staken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de omwonenden, die al jaren hinder ondervinden van de crossactiviteiten, zwaarder wegen dan de belangen van MAC Lierop bij het voortzetten van deze activiteiten. De voorzieningenrechter wees op eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin was vastgesteld dat het gebruik van het terrein door MAC Lierop niet onder het overgangsrecht valt. Hierdoor was het niet aannemelijk dat de Afdeling in de bodemprocedure tot een ander oordeel zou komen. De voorzieningenrechter schorste het besluit van 22 juni 2017 en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers.

Uitspraak

201701641/2/A1.
Datum uitspraak: 28 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker A] en anderen, allen wonend te Lierop, [verzoeker B], wonend te Someren en [verzoeker C], wonend te Bilthoven, (hierna tezamen: [verzoeker A] en anderen) om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging Motor- en Autoclub Lierop, gevestigd te Lierop, gemeente Someren, (hierna: MAC Lierop),
[verzoeker A] en anderen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Someren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2014 heeft het college naar aanleiding van het verzoek daartoe van [verzoeker A] en anderen geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik dat MAC Lierop maakt van een terrein in de Herselse bossen te Lierop (hierna: het perceel) voor crossactiviteiten.
Bij besluit van 10 januari 2017 heeft het college, opnieuw beslissend op het door [verzoeker A] en anderen tegen het besluit van 8 april 2014 gemaakte bezwaar, dit bezwaar alsnog gegrond verklaard, het besluit van 8 april 2014 herroepen en MAC Lierop gelast voor 1 juli 2017 het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het terrein voor motorcrossactiviteiten te staken en gestaakt te houden, onder oplegging van een dwangsom van € 1.000,00 per geconstateerde overtreding tot een maximum van € 30.000,00.
Tegen dit besluit heeft MAC Lierop beroep ingesteld.
Bij besluit van 22 juni 2017 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de dag van de uitspraak van de Afdeling op het door MAC Lierop tegen het besluit van 10 januari 2017 ingestelde beroep.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en anderen beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 juli 2017, waar [verzoeker A] en anderen, vertegenwoordigd door mr. P.M.L. Schilder Spel en mr. A.C.M. Kusters, beiden advocaat te Utrecht, het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Kuijken en MAC Lierop, vertegenwoordigd door ing. A.F.M. Manders en A.M.P. van Heugten, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    In het geding tussen [verzoeker A] en anderen, MAC Lierop en het college heeft de Afdeling op 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2551, uitspraak gedaan. De onderhavige bodemprocedure is hierop een vervolg. Bij de uitspraak van 28 september 2016 heeft de Afdeling het beroep van [verzoeker A] en anderen tegen het besluit op bezwaar van 1 september 2015, dat was genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 30 juni 2015, gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat tegen het door het college nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Het college heeft ter uitvoering van deze uitspraak het besluit van 10 januari 2017 genomen.
Bij uitspraak van 2 juni 2017 heeft de Afdeling het verzoek van MAC Lierop om herziening van de uitspraak van 28 september 2016 afgewezen. Hiertegen is MAC Lierop in verzet gekomen. Het college heeft vervolgens bij besluit van 22 juni 2017 de begunstigingstermijn verlengd.
3.    [verzoeker A] en anderen wonen in de nabijheid van het terrein waar de crossactiviteiten plaatsvinden en wijzen op de geluids-, geur- en fijnstofoverlast als gevolg van de motorcrossactiviteiten. Zij hebben verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het besluit van 22 juni 2017 wordt geschorst. Zij hebben aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag gelegd dat zij het college al jaren wijzen op de plicht handhavend op te treden en steeds genoodzaakt zijn om juridische procedures te voeren, dat met de uitspraak van 28 september 2016 is beslist dat het gebruik niet onder het overgangsrecht valt en dat zij na het besluit van 10 januari 2017 er op mochten vertrouwen dat het illegale gebruik na 1 juli 2017 geëindigd zou zijn. Volgens hen doen MAC Lierop en het college alles om de illegale crossactiviteiten zo lang mogelijk te laten voortduren. In dat kader wijzen zij op het verzoek om herziening van de uitspraak van 28 september 2016, de omstandigheid dat MAC Lierop tegen de afwijzing van dat verzoek in verzet is gekomen en de verlenging van de begunstigingstermijn door het college.
4.    Het college heeft zich in het besluit van 22 juni 2017 op het standpunt gesteld dat met de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 de mogelijkheid om het beroep op het overgangsrecht nog aannemelijk te maken niet is uitgesloten en dat deze mogelijkheid ook in de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2017 nadrukkelijk wordt opengelaten. Volgens het college valt niet uit te sluiten dat de Afdeling alsnog tot het oordeel komt dat aannemelijk is gemaakt dat het gebruik onder het overgangsrecht valt en het college niet meer handhavend kan optreden en dat schadeplichtigheid op grond van onrechtmatig handelen daarmee niet per definitie onmogelijk is. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het beroep tegen het besluit van 10 januari 2017 dat zal leiden tot een definitief oordeel over onderhavige kwestie, en de beperkte openingstijden van het circuit, de belangen van omwonenden niet zodanig onevenredig worden benadeeld door het verlengen van de begunstigingstermijn dat daarmee de belangen van omwonenden zouden moeten prevaleren boven de belangen van MAC Lierop bij een in tijd beperkte verlenging van de begunstigingstermijn. Volgens het college brengt het noodgedwongen staken en gestaakt houden van de motorcrossactiviteiten ongewenste effecten met zich, te weten de toename van wildcrossen, en is handhavend optreden daartegen lastig uitvoerbaar.
5.    [verzoeker A] en anderen betogen dat de door MAC Lierop overgelegde stukken niet aannemelijk maken dat het gebruik onder het overgangsrecht valt en dat uitgegaan dient te worden van de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, zeker nu het verzoek om herziening bij uitspraak van 2 juni 2017 is afgewezen. Volgens [verzoeker A] en anderen dienen de belangen van omwonenden thans te prevaleren en wordt MAC Lierop hierdoor niet onevenredig benadeeld, nu zij al jarenlang het illegale gebruik heeft kunnen voortzetten en zij in zoverre al geruime tijd is bevoordeeld. [verzoeker A] en anderen voeren voorts aan dat de lengte van een begunstigingstermijn volgens vaste jurisprudentie niet wezenlijk langer mag zijn dan de termijn die noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. De oorspronkelijke begunstigingstermijn van bijna zes maanden was al zeer ruim. Door MAC Lierop kan op eenvoudige wijze aan de last worden voldaan door niet meer te crossen op het perceel. [verzoeker A] en anderen voeren voorts aan dat het beleid van college waarin de begunstigingstermijn in de regel wordt verlengd (op aanvraag) in strijd is met de wet en de jurisprudentie waaruit volgt dat een begunstigingstermijn is bedoeld om een termijn te bieden die voldoende lang is, en niet langer, om een einde aan de overtreding te kunnen maken zonder dwangsommen verschuldigd te zijn. Indien begunstigingstermijnen standaard op verzoek worden verlengd zullen overtredingen altijd veel langer voortduren dan nodig is om deze te beëindigen. Overtreders die bezwaar of beroep aantekenen  krijgen op die manier een vrijbrief om een overtreding gedurende een lange periode te continueren, hetgeen niet de bedoeling van de wet kan zijn, aldus [verzoeker A] en anderen. Zij stellen voorts dat schadeplichtigheid van de gemeente jegens MAC Lierop inzake de last onder dwangsom niet voor de hand ligt, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016. Volgens [verzoeker A] en anderen kan de eventuele toename van wildcrossen verder geen reden zijn om het illegale gebruik door MAC Lierop toe te staan. Daar dient het college handhavend tegen op te treden, ook als dat lastig uitvoerbaar zou zijn. Bovendien geldt dat door de activiteiten van MAC Lierop op het perceel het wildcrossen in stand is gehouden en zelfs is toegeomen.
6.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 28 september 2016 overwogen dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat het college en MAC Lierop niet aannemelijk hebben gemaakt dat het gebruik dat MAC Lierop maakt van het perceel wordt beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Buitengebied Someren" en dat het college bevoegd is handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel als motorcrossterrein.
In beroep is opnieuw in geschil of het gebruik van het terrein voor motorcrossactiviteiten door MAC Lierop onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan valt en is voorts in geschil of het college de begunstigingstermijn bij het besluit van 22 juni 2017 heeft kunnen verlengen tot zes weken na de dag van de uitspraak van de Afdeling op het beroep tegen het besluit van 10 januari 2017.
Tegenover het belang van MAC Lierop bij het voortzetten van het gebruik van het perceel, staan de belangen van omwonenden bij het beëindigen van dit gebruik, die in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dienen te wegen. Vast staat dat het gebruik van het perceel door MAC Lierop al jaren onderwerp is van juridische procedures tussen [verzoeker A] en anderen, MAC Lierop en het college. Voorshands acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de Afdeling in de onderhavige bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat het gebruik onder het overgangsrecht valt, nadat in de uitspraak van 28 september 2016 reeds is uitgemaakt dat het gebruik daar niet onder valt. Gelet daarop, en mede gelet op het overige door [verzoeker A] en anderen tegen het besluit van 22 juni 2017 aangevoerde, acht de voorzieningenrechter het niet waarschijnlijk dat het besluit van 22 juni 2017 uiteindelijk in stand zal blijven. Het voldoen aan de last brengt voorts geen onomkeerbare gevolgen met zich.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
7.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren van 22 juni 2017, kenmerk SOM/2015/015768;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Someren tot vergoeding van bij [verzoeker A] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 742,50 (zegge: zevenhonderdtweeënveertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Someren aan [verzoeker A] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 251,00 (zegge: tweehonderdeenenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Lubberdink
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2017
580.