201602909/1/A2.
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 maart 2016 in zaak nr. 15/5811 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2014 heeft Belastingdienst/Toeslagen de definitief berekende en vastgestelde zorgtoeslag en het definitief berekende en vastgestelde kindgebonden budget over 2012 van [appellante] herzien en het teveel uitbetaalde van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 13 augustus 2015 heeft Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 oktober 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] medegedeeld dat over de periode 1 september 2012 tot en met
31 december 2012 alsnog zorgtoeslag en kindgebonden budget aan [appellante] zal worden toegekend. Bij besluit van 4 november 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen vervolgens het aan [appellante] toegekende en definitief berekende kindgebonden budget en de definitief berekende zorgtoeslag over 2012 herzien.
Bij besluit van 6 januari 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw de definitief berekende zorgtoeslag over 2012 en het definitief berekende kindgebonden budget over 2012 van [appellante] herzien.
Bij brief van 8 februari 2017 heeft [appellante] medegedeeld dat zij zich met de inhoud van het besluit van 6 januari 2017 kan verenigen en verzocht om vergoeding van proceskosten en terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht.
Bij brief van 14 maart 2017 heeft de Afdeling aan [appellante] verzocht om schriftelijk mee te delen of zij aanleiding ziet om haar hoger beroep in deze zaak in te trekken. Zij heeft hierop niet gereageerd.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Aan het besluit van 2 mei 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellante] over de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 geen recht had op zorgtoeslag en kindgebonden budget, nu zij in die periode geen rechtmatig verblijf had. Bij brief 19 oktober 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen, mede onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:969, te kennen gegeven dat de dienst alsnog aanleiding ziet om over de periode 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 zorgtoeslag en kindgebonden budget toe te kennen. Bij besluit van 6 januari 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de definitief berekende zorgtoeslag en het definitief berekende kindgebonden budget over 2012 herzien. Nu de Belastingdienst/Toeslagen over de door [appellante] bedoelde periode alsnog zorgtoeslag en kindgebonden budget heeft toegekend en [appellante] te kennen heeft gegeven dat zij zich met het besluit van 6 januari 2017 kan verenigen, heeft zij geen belang meer bij een beoordeling van de zaak. 2. Nu geen belang meer bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. Onder verwijzing naar de uitspraak van 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2655 overweegt de Afdeling dat indien een hoger beroep wegens het ontbreken van belang niet-ontvankelijk moet worden verklaard, moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het belang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een zodanige grond kan liggen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de indiener van het hoger beroep is tegemoet gekomen. Met analoge toepassing van het in artikel 8:75a vervatte criterium bij toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht is dan een proceskostenveroordeling mogelijk. 4. De Belastingdienst/Toeslagen is bij het besluit van 6 januari 2017 tegemoet gekomen aan het beroep van [appellante] door alsnog zorgtoeslag en kindgebonden budget over de periode 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 toe te kennen. De Belastingdienst/Toeslagen dient gelet op het voorgaande op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 296,00 (zegge: tweehonderdzesennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Nales
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2017
680.