201609023/1/R3.
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Eelderwolde, gemeente Tynaarlo,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Tynaarlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Eelderwolde Ter Borch" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2017, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. A. Kwint-Ocelíková, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door B. Dijkstra en H.J. Kolker, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de wijk Ter Borch in Eelderwolde.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
3. [appellant] en anderen wonen in de wijk Ter Borch. Zij betogen dat het plan wat betreft de Borchsingel niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de verkeersveiligheid en algehele afwikkeling van het verkeer onvoldoende zijn gewaarborgd. De raad heeft volgens hen op dit vlak onvoldoende maatregelen genomen. [appellant] en anderen wijzen erop dat per 1 december 2016 de Borchsingel is aangesloten op de A7. Ook de realisering van de Zuidelijke Ringweg zal leiden tot meer doorgaand verkeer door de wijk.
[appellant] en anderen schrijven in het beroepschrift dat zij begrijpen dat zij niet kunnen afdwingen dat verkeersmaatregelen in het bestemminsplan worden opgenomen, nu deze maatregelen een uitvoeringsaspect betreffen. Desalniettemin wijzen zij erop dat de raad in het kader van vorige bestemmingsplannen heeft toegezegd dat verkeersmaatregelen genomen zouden worden. Daarnaast wijzen zij erop dat volgens de raad uit door Goudappel Coffeng verricht onderzoek volgt dat geen verkeersmaatregelen voor de Borchsingel nodig zijn. Dit onderzoek is echter ondeugdelijk, aldus [appellant] en anderen.
4. De raad wijst erop dat het gedeelte van het tracé van de Borchsingel dat in het plan is opgenomen al enige jaren is opengesteld voor het verkeer. Het betreft het deel tussen de rotonde in de Groningerweg en de ecologische zone tussen Rietwijk Noord en Zuid. Dit deel is net als in het voorgaande plan bestemd voor "Verkeer". Het overige deel van het tracé is opgenomen in het bestemmingsplan "Ter Borch, Rietwijk Noord" dat op 24 september 2013 is vastgesteld. Dat deel is op 1 december 2016 voor het verkeer opengesteld. Het gehele tracé van de Borchsingel was al opgenomen in het bestemmingsplan "Ter Borch" dat op 24 september 2004 is vastgesteld. Volgens de raad verandert het voorliggende plan niets aan de destijds voorziene ontsluitingsstructuur. Voor zover appellanten bezwaren hebben tegen mogelijk extra verkeer als gevolg van de Ringweg A7 hadden zij die kunnen inbrengen tegen het tracébesluit "A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2". Dit neemt niet weg dat verkeersveiligheid een belangrijk thema is en de aandacht van de gemeente heeft. De besluitvorming daarover staat echter los van het voorliggende bestemmingsplan, aldus de raad.
5. De Afdeling stelt vast dat het beroep niet is gericht tegen een nieuwe planologische ontwikkeling waarin het voorliggende plan voorziet. De aanleg van de Borchsingel en de doorgaande wegen die daarop aansluiten is namelijk reeds mogelijk gemaakt door andere planologische besluiten. De raad heeft met het bestemmingsplan alleen de bestaande, legale, situatie vastgelegd.
Voor zover appellanten willen dat er maatregelen worden getroffen die de verkeersveiligheid verbeteren, stelt de Afdeling vast dat dergelijke maatregelen een uitvoeringsaspect betreffen dat geen regeling vindt in een bestemmingsplan. Daarom valt ook een beweerdelijk gedane toezegging om dergelijke maatregelen te treffen buiten het bereik van deze procedure. Datzelfde geldt voor de beweerdelijke gebrekkigheid van het terzake door Goudappel Coffeng uitgevoerde onderzoek. Appellanten zouden de door hen ervaren verkeersonveiligheid bijvoorbeeld aan de orde kunnen stellen in het verband van een door hen in te dienen verzoek om een verkeersbesluit te nemen.
6. Het beroep is ongegrond.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Jacobs
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2017
717.