ECLI:NL:RVS:2017:2111
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvragen werden op 23 december 2015 afgewezen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. Y. Tamer, hebben tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 november 2016, waarin hun beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de vreemdelingen terecht klaagden over het ontbreken van de gronden van de beslissing in het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak. Dit was in strijd met artikel 8:67, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Echter, de klacht leidde niet tot het beoogde doel, aangezien uit een door de staatssecretaris overgelegde vertrekverklaring bleek dat de vreemdelingen op 2 juni 2016 Nederland hadden verlaten naar hun land van herkomst, Albanië.
De Raad van State concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beroepen van de vreemdelingen niet-ontvankelijk waren. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, met verbetering van de gronden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.