ECLI:NL:RVS:2017:2127

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
201704271/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan natuurbegraafplaats Fryslân-West

Op 1 maart 2017 heeft de raad van de gemeente De Fryske Marren het bestemmingsplan "Ruigahuizen - Natuurbegraafplaats Fryslân-West" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de Stichting Gaasterlân Natuerlân, gevestigd te Rijs, gemeente De Fryske Marren, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 augustus 2017 behandeld, waarbij de Stichting en de raad, vertegenwoordigd door mr. C. den Hollander en T.J. Plattel, aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat de Stichting geen zienswijze over het ontwerpplan heeft ingediend, wat kan leiden tot niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter concludeert dat de gewijzigde vaststelling van het plan de Stichting niet in een nadeliger positie heeft gebracht ten opzichte van het ontwerpplan. De Kybys-notitie, die aan het vastgestelde plan is toegevoegd, wijst erop dat de Wet op de Lijkbezorging de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet belemmert. De voorzieningenrechter verwacht dat het beroep in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard, en wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201704271/2/R3.
Datum uitspraak: 8 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Stichting Gaasterlân Natuerlân, gevestigd te Rijs, gemeente De Fryske Marren,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente De Fryske Marren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruigahuizen - Natuurbegraafplaats Fryslân-West" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Stichting beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft de stichting de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 augustus 2017, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. C. den Hollander en T.J. Plattel, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het bestemmingsplan maakt een natuurbegraafplaats mogelijk tussen Ruigahuizen en Sondel, nabij de Bremer Wildernis.
3.    De Stichting heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. Dit zou een reden kunnen zijn voor niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in de hoofdzaak. Uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, volgt namelijk dat geen beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
4.    Volgens de Stichting kan haar redelijkerwijs niet worden verweten dat zij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht. Daartoe voert zij aan dat in het ontwerpplan nog werd uitgegaan van een minimaal benodigde ontwateringsdiepte van 1,35 meter op basis van een gemiddelde kisthoogte van 40 centimeter. Aan de plantoelichting bij het vastgestelde plan is echter een door Kybys opgestelde notitie van 15 november 2016 (hierna: Kybys-notitie) toegevoegd. Hierin staat dat in de praktijk lijkkisten veelal een hoogte van 50 centimeter of meer hebben en dat dit tot gevolg heeft dat de ontwateringsdiepte in plaats van 1,35 meter minimaal 1,45 meter zou moeten zijn. Dit heeft volgens de stichting tot gevolg dat er in het plangebied aanzienlijk meer vergraven en opgehoogd moet worden, hetgeen tot een grotere aantasting van de natuur en de bodemstructuur zal leiden.
5.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat het beroep van de Stichting slechts ontvankelijk is voor zover zij door de gewijzigde vaststelling van het plan en de toelichting daarbij in een nadeliger positie is komen te verkeren ten opzichte van het ontwerpplan. Die omstandigheid doet zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voor. Hiertoe stelt de voorzieningenrechter vast dat in de Kybys-notitie wordt geconcludeerd dat onder meer de Wet op de Lijkbezorging niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Wel wordt een aantal aandachtspunten geformuleerd, waaronder de gemiddelde kisthoogte. De planregels en de plantoelichting zijn wat betreft de daarin genoemde ontwateringsdiepte niet gewijzigd naar aanleiding van de Kybys-notitie. De raad heeft hiertoe ter zitting toegelicht dat ophoging tot een ontwateringsdiepte van 1,35 meter het uitgangspunt blijft en dat dit het gebruik als natuurbegraafplaats niet in de weg staat. [belanghebbende] heeft in dat verband ter zitting toegelicht dat in de voorwaarden van de natuurbegraafplaats zal worden geregeld dat kisten niet hoger mogen zijn dan 0,40 meter.
6.    Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter dat het beroep in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Van Sloten    w.g. Boer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2017
745.