ECLI:NL:RVS:2017:2141

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
201608957/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan en wijzigingsbevoegdheid voor agrarische bedrijfswoningen in sierteeltgebied

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 9 augustus 2017, wordt een beroep behandeld van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn, waarbij het bestemmingsplan "Sierteeltgebied, eerste herziening" is vastgesteld. De appellanten, eigenaars van percelen binnen het sierteeltgebied, zijn van mening dat de wijzigingsbevoegdheid voor het bouwen van agrarische bedrijfswoningen in het bestemmingsplan ten onrechte is komen te vervallen. Zij stellen dat zij de percelen hebben aangekocht met het oog op de ontwikkeling van sierteeltbedrijven en dat de mogelijkheid om bedrijfswoningen te realiseren essentieel is voor hun bedrijfsvoering. De raad heeft in zijn besluit de wijzigingsbevoegdheid geschrapt, omdat er volgens hem geen noodzaak meer is voor agrarische bedrijfswoningen, mede door schaalvergroting en de voortschrijdende techniek. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de raad niet voldoende heeft onderbouwd dat de noodzaak voor een bedrijfswoning in het algemeen ontbreekt en dat de wijzigingsbevoegdheid voor de gronden van de appellanten niet deugdelijk is gemotiveerd. De Raad draagt de gemeente op om binnen 13 weken het gebrek in het besluit te herstellen of een nieuw besluit te nemen, waarbij de noodzaak voor de wijzigingsbevoegdheid opnieuw moet worden beoordeeld.

Uitspraak

201608957/1/R3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], gevestigd te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2016 heeft de raad onder meer het bestemmingsplan "Sierteeltgebied, eerste herziening" vastgesteld
Tegen dit besluit in zoverre hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2017, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. L.C.J. Dekkers, advocaat te Alphen aan den Rijn, en [persoon], en de raad, vertegenwoordigd door R.A. Noorhoff en ing. R. Prins, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] en anderen zijn binnen het sierteeltgebied Hazerswoude-Dorp eigenaars/rechthebbenden van verschillende percelen, verdeeld over drie locaties: twee locaties gelegen aan de Burgemeester Ten Heuvelhofweg en een locatie aan de Burgemeester Smitweg te Hazerswoude-Dorp. Zij kunnen zich er niet mee verenigen dat de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3, lid 3.7.2, van het plan "Sierteeltgebied", vastgesteld op 11 november 2010, in het voorliggende plan is komen te vervallen. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid kon het college van burgemeester en wethouders het plan wijzigen teneinde een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan bij volwaardige agrarische bedrijven. [appellant] en anderen betogen dat zij de gronden destijds hebben aangekocht met het oog op de ontwikkeling van drie grootschalige sierteeltbedrijven met bedrijfswoning. Zij hadden ten tijde van de vaststelling van het bestreden plan nog geen verzoek tot toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ingediend, aangezien de drie locaties nog in opbouw waren dan wel zijn. [appellant] en anderen komen in beroep, omdat zij alsnog bedrijfswoningen bij hun bedrijfslocaties wensen te realiseren. Hoewel zij het niet uitgesloten achten dat zij gebruik kunnen maken van de behouden gebleven wijzigingsbevoegdheid van artikel 3, lid 3.7.1, van de planregels ten behoeve van nieuwe agrarische bouwvlakken, bestaat volgens hen geen garantie dat het college hieraan zal meewerken.
1.1.    Artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels van het bestemmingsplan "Sierteeltgebied" luidde:
"3.7.2 Ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde een 1e agrarische bedrijfswoning toe te staan bij volwaardig agrarische bedrijven, met inachtneming van het volgende:
a. planwijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
b. planwijziging wordt slecht toegepast indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede gelet op de aard, inrichting en de omvang van het betrokken bedrijf, de vestiging van ten minste één volwaardige arbeidskracht in een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt;
c. de bedrijfswoning dient bestemd te zijn voor de huisvestiging van degene die met de dagelijkse bedrijfsvoering is belast en daadwerkelijk als volwaardige arbeidskracht als bedoeld onder 1 op het betrokken bedrijf werkzaam is;
d. binnen het bedrijf mag nog geen bedrijfswoning aanwezig zijn;
e. het netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak dient minimaal 2 ha te bedragen;
f. in afwijking van het bepaalde onder e is de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning tevens toegestaan bij bedrijven met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van 2 ha mits de afzonderlijke percelen elk ten minste 1 ha bedragen;
g. de bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
h. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
i. voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';
j. omtrent het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige;
k. voor het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit lid van overeenkomstige toepassing."
1.2.    Artikel 3, lid 3.7.1, van de planregels van het bestemmingsplan "Sierteeltgebied" luidt:
"3.7.1 Ten behoeve van nieuwe agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van nieuwe agrarische bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:
a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig sierteeltbedrijf;
b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
1. wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Sierteelt;
2. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
c. de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij bedrijven met een bedrijfsvloeroppervlak van ten minste 2 ha;
d. voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';
e. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub b onder 1 en 2;
f. een besluit tot wijziging is pas toegestaan indien de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename van verharding;
g. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit lid van overeenkomstige toepassing."
Bestuurlijke lus
2.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Toetsingskader
3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Blijvende rechten?
3.1.    [appellant] en anderen betogen dat hun bedrijven op grond van artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels van het bestemmingsplan "Sierteeltgebied", onmiskenbaar in aanmerking zouden zijn gekomen voor een bedrijfswoning. In dit verband voeren zij aan dat de drie bedrijfslocaties - gelet op hun omvang van respectievelijk ruim 5, bijna 9 en ongeveer 3,60 hectare - zijn aan te merken als volwaardige sierteeltbedrijven. Daarnaast is er volgens hen een evidente noodzaak om voor een doelmatige bedrijfsvoering van de bedrijven, waarin een volwaardige arbeidskracht gedurende het hele jaar een volledige dagtaak vindt, één bedrijfswoning per bedrijf op te richten. Ter zitting hebben zij toegelicht dat het ingeval van vorst voorkomt dat een medewerker ’s nachts 20 pompen moet aanzetten om de planten ter voorkoming van bevriezingsgevaar te besproeien. Het is niet voldoende om de pompen op afstand te bedienen, aangezien de medewerker fysiek moet controleren of alles goed gaat, omdat anders de kans bestaat dat in één nacht schade van € 50.000 à € 100.000 optreedt. Ook moet een medewerker ten behoeve van de normale bedrijfsvoering aanwezig zijn om afnemers van de detailhandel te ontvangen die dikwijls van ver en niet op het geplande tijdstip komen. Zij wijzen er verder op in het verleden te hebben aangetoond dat bedrijfswoningen waarmee zij werken daadwerkelijk noodzakelijk zijn voor de exploitatie, alsmede voor schaalvergroting in de toekomst. Zij noemen de bedrijfswoningen van [appellant] aan de [locatie 3] te Hazerswoude-Dorp en van [firma] aan de [locatie 4] te Benthuizen. Voorts wijzen zij op een besluit van het college van 19 januari 2016 tot vaststelling van een wijzigingsplan voor het perceel [locatie 5] te Hazerswoude-Dorp, waarin het betrokken bedrijf als volwaardig is aangemerkt.
3.1.1.    De raad stelt dat bij het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid voor een eerste agrarische bedrijfswoning is geschrapt. Het wel of niet voldoen aan de voorheen geldende wijzigingsbevoegdheid en in het verlengde hiervan het wel of geen medewerking verlenen aan de gewenste agrarische bedrijfswoningen op de genoemde percelen is in onderhavige beroepsprocedure dan ook geen onderwerp van discussie. Het had volgens de raad op de weg van [appellant] en anderen gelegen om een formeel verzoek voor een eerste bedrijfswoning in te dienen. De raad wijst er verder op dat binnen het wijzigingsplan dat op 19 januari 2016 is vastgesteld voor het perceel [locatie 5] te Hazerswoude-Dorp een eerste bedrijfswoning niet rechtstreeks is toegestaan, maar daarvoor een binnenplanse afwijkingsbevoegheid geldt. De raad stelt dat met [appellant] en anderen wel wordt bezien of, met achtneming van het thans geldend beleid, de bouw van een agrarische bedrijfswoning op de desbetreffende percelen toch mogelijk kan worden gemaakt.
3.1.2.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
3.1.3.    Dat [appellant] en anderen menen dat zij onmiskenbaar in aanmerking zouden zijn gekomen voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, laat onverlet dat voor de toepassing daarvan een besluit van het college nodig was. [appellant] en anderen hebben gesteld dat zij de gronden destijds hebben aangekocht met het oog op de ontwikkeling van drie grootschalige sierteeltbedrijven met bedrijfswoning, maar hebben niet aannemelijk gemaakt dat hun door of namens het gemeentebestuur is toegezegd dat op de percelen een bedrijfswoning mogelijk zou worden gemaakt. Voorts hadden zij ten tijde van de vaststelling van het plan geen formeel verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ingediend. Nu in het wijzigingsplan dat op 19 januari 2016 is vastgesteld voor het perceel [locatie 5] te Hazerswoude-Dorp, een eerste bedrijfswoning niet rechtstreeks is toegestaan, maar daarvoor een binnenplanse afwijkingsbevoegheid geldt, is die situatie niet vergelijkbaar met de onderhavige. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de situaties aan de [locatie 3] te Hazerswoude-Dorp en de [locatie 4] te Benthuizen vergelijkbaar zijn met de onderhavige. Hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd vormt geen omstandigheid op grond waarvan zij rechten zouden kunnen ontlenen aan het bestemmingsplan "Sierteeltgebied". De raad was daarom niet gehouden bij de vaststelling van het thans voorliggende plan rekening te houden met bestaande rechten aan de kant van [appellant] en anderen.
Het betoog faalt.
Saldo 0-beleid
3.2.    [appellant] en anderen betogen dat de raad stelt dat de noodzaak voor het oprichten van bedrijfswoningen, kennelijk in zijn algemeenheid, ontbreekt, zonder daarnaar deugdelijk onderzoek te hebben verricht. Bovendien is de algemene stelling dat een bedrijfswoning per definitie niet noodzakelijk is volgens hen onjuist, gelet op hetgeen zij hebben aangevoerd over de noodzaak van bedrijfswoningen voor een doelmatige bedrijfsvoering. Voorts achten [appellant] en anderen het onlogisch dat volgens de raad enerzijds de noodzaak voor het oprichten van bedrijfswoningen altijd ontbreekt, maar anderzijds wel ruimte bestaat voor maatwerk.
Voor zover de raad de ontwikkeling wil tegengaan dat steeds maar weer nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd, deze vervolgens worden omgezet naar burgerwoningen en afzonderlijk worden verkocht, schiet het volledig schrappen van de wijzigingsbevoegdheid bij bestaande bouwvlakken het doel volgens [appellant] en anderen voorbij, terwijl schaalvergroting juist wordt bemoeilijkt. Zij betogen dat er veel betere alternatieven zijn om de ongewenste ontwikkeling te voorkomen, zoals het opnemen van een voorwaardelijke verplichting, het stellen van voorwaarden aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, het strikter formuleren van de wijzigingsbevoegdheid of het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst. De raad had volgens hen moeten afwegen of met deze minder bezwarende alternatieven het beoogde doel kan worden bereikt.
[appellant] en anderen betogen voorts dat dat het plan innerlijk tegenstrijdig is, nu de raad enerzijds stelt dat een bedrijfswoning per definitie niet noodzakelijk is, maar anderzijds de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3, lid 3.7.1, van de planregels van het bestemmingsplan "Sierteeltbedrijven" in stand heeft gelaten.
[appellant] en anderen wijzen erop dat de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland zich niet verzet tegen het toestaan van een bedrijfswoning ter plaatse, nu de drie bedrijfslocaties zijn gelegen binnen het gebied dat in de verordening is aangewezen als ‘boom- en sierteeltgebied’, waar gemeenten in hun bestemmingsplannen maximaal één bedrijfswoning per volwaardig bedrijf mogen toestaan.
3.2.1.    De raad verwijst ter onderbouwing van het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid naar het door hem vastgestelde Uitvoeringsprogramma 2016-2020 Greenport Regio Boskoop-West (hierna: het Uitvoeringsprogramma). Daarin staat onder meer dat door een steeds verdergaande schaalvergroting steeds meer agrarische bedrijfswoningen overbodig worden. De overtollige bedrijfswoningen worden omgezet naar burger- of plattelandswoning en kunnen de bedrijfsvoering van de kwekers en verdergaande schaalvergroting belemmeren. Daarom is een aantal maatregelen nodig om te voorkomen dat er meer agrarische bedrijfswoningen bij komen. Eén daarvan is het hanteren van een saldo nul beleid en dit vertalen naar het bestemmingsplan.
De raad stelt dat het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid zijn doel niet voorbijschiet en ook verdere schaalvergroting niet belemmert. De raad stelt dat bij de voorbereiding van het plan ook aan de orde is geweest om de wijzigingsregels te wijzigen, in die zin dat moet worden aangetoond dat binnen een acceptabele afstand geen andere woning beschikbaar is. Geconcludeerd is echter dat dit onvoldoende objectief meetbaar is. Door het volledig schrappen van de wijzigingsbevoegdheid en per situatie te oordelen, is meer maatwerk mogelijk en kunnen bijvoorbeeld knelpunten op verschillende locaties worden weggenomen door middel van een planherziening. Het in stand houden van de wijzigingsbevoegdheid wekt de suggestie dat overal binnen het plangebied nieuwe agrarische bedrijfswoningen kunnen worden gerealiseerd, hetgeen in strijd is met het door de raad vastgestelde beleid en een goede ruimtelijke ordening.
De raad stelt dat de wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van een nieuw agrarisch bouwvlak inderdaad niet is geschrapt. Dit staat echter los van het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid voor een eerste bedrijfswoning. Voorts wijst de raad erop dat het vaststellen van een wijzigingsplan een bevoegdheid is en geen plicht. Het zonder meer toestaan van een nieuwe agrarische bedrijfswoning bij een nieuw agrarisch bouwvlak acht de raad geen goede ruimtelijke ordening.
De raad bestrijdt niet dat artikel 2.3.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland zich er op zichzelf niet tegen verzet om bij een volwaardig agrarisch bedrijf ten hoogste één agrarische bedrijfswoning toe te laten.
3.2.2.    Bij besluit van 16 juni 2016 heeft de raad het Uitvoeringsprogramma van 27 januari 2016 vastgesteld voor die onderdelen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is (hoofdstuk 5 uitvoeringsagenda), met uitzondering van punt 4.1.e (verlengde Roemer).
In paragraaf 4.4 Wonen wordt vermeld:
"a) In het teeltgebied is een overschot aan agrarische bedrijfswoningen. Deze woningen vormen soms een belemmering om tot schaalvergroting te komen.
b) Het toevoegen van agrarische bedrijfswoningen in het productiegebied is niet wenselijk, alhoewel bestaande rechten uiteraard gerespecteerd dienen te worden."
In hoofdstuk 5. De uitvoeringsagenda wordt onder Wonen vermeld: "Een gevolg van de steeds verdergaande schaalvergroting is dat er al een flink aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig zijn geworden. Immers, een kweker die zijn buurmans kwekerijperceel koopt, heeft doorgaans geen behoefte aan nóg een agrarische bedrijfswoning. De overtollige bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen of plattelandswoningen en kunnen daardoor belemmerend gaan werken op de bedrijfsvoering van de kwekerijen (klagers, milieuwetgeving). Daarom is een aantal maatregelen gewenst en nodig om te voorkomen dat er meer agrarische woningen bij komen en te voorzien in een verplaatsingsmogelijkheid."
In het bijbehorende schema wordt als maatregel vermeld:
"Hanteer een saldo 0 bepaling voor agrarische bedrijfswoningen in het sierteeltgebied (behoudens bestaande rechten)."
3.2.3.    In paragraaf 3.2 van de plantoelichting staat dat de praktijk leert dat een bedrijfswoning ten goede komt aan een doelmatige bedrijfsvoering maar dat noodzaak ontbreekt. Een voorname reden voor een bedrijfswoning in deze tijd is dat de grond al in eigendom is en hiermee relatief goedkoop een woning kan worden gerealiseerd. Daarnaast is het makkelijk om bij het bedrijf te wonen en zo toezicht te houden. De stand der techniek en de verdergaande professionalisering en automatisering maakt echter dat het niet noodzakelijk is dat permanent iemand aanwezig is om toezicht te houden. Daarnaast is door schaalvergroting in de sector in de loop der jaren ook een toenemend aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig geworden. Deze schaalvergroting is onder andere ingegeven doordat een ondernemer op meerdere locaties gronden in bezit heeft gekregen, met vaak daarbij ook een bedrijfswoning. Aangezien de ondernemer al een bedrijfswoning heeft, heeft hij de aangekochte bedrijfswoning niet nodig. Deze wordt dan omgezet naar plattelandswoning en verkocht. Deze ontwikkeling waarbij de gemeente aan de ene kant nieuwe eerste bedrijfswoningen vergunt en aan de andere kant bedrijfswoningen omzet naar burger- en/of plattelandswoning kan een belemmering zijn voor de toenemende schaalvergroting. Om de ontwikkeling van schaalvergroting niet te frustreren, acht het gemeentebestuur eerste nieuwe bedrijfswoningen niet meer gewenst. Hieraan verleent het gemeentebestuur dan ook geen medewerking meer. Er wordt een saldo 0-beleid gevoerd. Dit betekent dat de huidige wijzigingsbevoegd voor een eerste bedrijfswoning wordt geschrapt.
3.3.    De Afdeling overweegt dat de raad de wijzigingsbevoegd voor een eerste bedrijfswoning heeft laten vervallen wegens gewijzigde planologische inzichten. Uit het Uitvoeringsprogramma en de plantoelichting blijkt dat de raad ten aanzien van eerste agrarische bedrijfswoningen thans een saldo 0-beleid voert. Reden hiervoor is volgens de plantoelichting dat agrarische bedrijfswoningen in het sierteeltgebied bij de huidige stand van de techniek niet langer noodzakelijk zijn, overbodig raken bij schaalvergroting en bij omzetting naar burger- en/of plattelandswoningen een belemmering kunnen vormen voor verdere schaalvergroting.
Hoewel in de plantoelichting is vermeld dat de noodzaak voor een eerste bedrijfswoning ontbreekt, gelet op de stand der techniek en de verdergaande professionalisering en automatisering, heeft de raad niet nader onderbouwd dat dit voor alle betrokken bedrijven in het plangebied het geval is. Volgens de raad heeft in het kader van de voorbereiding van het plan een aantal malen overleg plaatsgevonden tussen de gemeente, de Stichting Belangenbehartiging Greenport regio Boskoop, diverse makelaars en juridische adviseurs. Hieruit bleek volgens de raad dat een meerderheid van de aanwezigen het standpunt deelt dat de noodzaak voor een bedrijfswoning met alle technieken van tegenwoordig ontbreekt. Volgens de plantoelichting heeft de Stichting Belangenbehartiging Greenport regio Boskoop aangegeven dat het aantal verzoeken voor nieuw te bouwen bedrijfswoningen beperkt zal zijn en dat er nog maar weinig bedrijven zijn die voldoen aan de criteria voor een nieuwe bedrijfswoning. Daargelaten dat hierover en over de rest van het overleg nadere gegevens ontbreken, geldt dit standpunt van de Stichting hoe dan ook niet voor alle bedrijven. Ook vanuit de Agrarische beoordelingscommissie is volgens de raad aangegeven dat de noodzaak voor een bedrijfswoning in zijn algemeenheid ontbreekt. Daargelaten dat ook hierover nadere gegevens ontbreken, geldt ook dit standpunt hoe dan ook niet voor alle bedrijven. In het Uitvoeringsprogramma wordt op het ontbreken van de noodzaak van een eerste bedrijfswoning niet ingegaan. Ter zitting heeft de raad gesteld dat het niet zo is dat de noodzaak voor een eerste bedrijfswoning in geen enkel geval kan worden aangetoond, en dat dit per situatie moet worden beoordeeld.
Nu de raad de noodzaak van een eerste bedrijfswoning ter plaatse van de gronden van [appellant] en anderen niet per definitie uitsluit, acht de Afdeling het bestreden besluit, wat het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming "Agrarisch - Sierteelt" voor de gronden van [appellant] en anderen betreft, niet deugdelijk gemotiveerd. Voor zover de raad stelt dat een objectief te formuleren aanpassing van de wijzigingsregels niet mogelijk is, acht de Afdeling daarmee niet toereikend gemotiveerd dat in plaats van dat verval geen minder vergaande aanpassing van artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels van het bestemmingsplan "Sierteeltgebied" mogelijk was. Ten slotte heeft de raad evenmin deugdelijk gemotiveerd waarom hij de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming "Agrarisch - Sierteelt" voor de gronden van [appellant] en anderen heeft laten vervallen, terwijl hij artikel 3, lid 3.7.1, van de planregels van het bestemmingsplan "Sierteeltgebied", dat voor nieuwe agrarische bouwvlakken voorziet in de bouw van een eerste agrarische bedrijfswoning, niet heeft laten vervallen. Het bestreden besluit verdraagt zich in zoverre niet met artikel 3:46 van de Awb.
Het betoog slaagt.
4.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 13 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 3.3 alsnog het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming "Agrarisch - Sierteelt" voor de gronden van [appellant] toereikend te motiveren, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, alsmede de Afdeling en de andere partij de uitkomst zo spoedig mogelijk mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.
5.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn op:
- om binnen 13 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen onder 3.3 en 4. is overwogen het daar omschreven gebrek in het besluit van 13 oktober 2016, kenmerk 2016/23603, te herstellen,
- de Afdeling en de andere partij de uitkomst zo spoedig mogelijk mede te delen, en
- een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Helder    w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2017
271.