201704535/2/R3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekster sub 1], wonend te Kampen,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], beiden wonend te Kampen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Kampen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2017 heeft het college het uitwerkingsplan "Woonwijken Kampen, 3e uitwerking Oostpunt Hanzewijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 1 augustus 2017, waar [verzoekster sub 1], bijgestaan door mr. T.A.M. van Oosterhout, advocaat te Utrecht, [verzoeker sub 2B], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, rechtsbijstandverlener, en het college, vertegenwoordigd door ing. P.M. Schepers en mr. P. Romkes, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het uitwerkingsplan maakt de bouw van achttien grondgebonden woningen ten oosten van de Oostzeestraat in Kampen mogelijk. De woningen zullen in twee blokken van negen woningen worden gerealiseerd. Momenteel zijn deze gronden nog ingericht als grasveld. Verzoekers wonen aan de westzijde van de Oostzeestraat en zullen vanuit hun woningen gaan uitkijken op de nieuwbouw.
3. Aan het verzoek om een voorlopige voorziening leggen [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] ten grondslag dat het plan een te groot bouwvolume voor deze locatie mogelijk maakt. Daarnaast zal de ontwikkeling volgens [verzoekster sub 1] tot een toename van de parkeerdruk en verkeersonveilige situaties op de Oostzeestraat leiden. Zoals ter zitting besproken zijn de overige beroepsgronden, die de ladder voor duurzame verstedelijking en de rol van de initiatiefnemer bij de planvaststelling betreffen, geen aspecten die in het kader van de verzoeken om een voorlopige voorziening bespreking behoeven.
Bouwvolume
4. [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] voeren aan dat het plan een te groot bouwvolume voor deze locatie mogelijk maakt. Door de nieuwe bebouwing zal de groene omgeving worden aangetast en zal het beeldbepalende gezondheidscentrum aan het zicht worden onttrokken. Daarnaast tast de nieuwe bebouwing de stedenbouwkundige structuur ter plaatse aan. Daarbij wijzen zij erop dat er aanvaardbare alternatieven zijn, waaronder een eerder voornemen uit 2010 voor de bouw van veertien patiowoningen op deze gronden. Ter onderbouwing hiervan heeft [verzoekster sub 1] een door Jevanhet Architectuur opgesteld rapport van 25 februari 2017 overgelegd.
4.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, het college in beginsel een uitwerkingsplan dient vast te stellen. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven. Dit betekent dat de aanvaardbaarheid van woningbouw op deze gronden als een gegeven geldt. Wat betreft de omvang van deze woningbouw stelt de voorzieningenrechter vast dat het uitwerkingsplan achttien grondgebonden woningen in twee blokken van negen woningen met een bouwhoogte van 10 meter mogelijk maakt. Uit het bestemmingsplan dat de grondslag vormt voor dit uitwerkingsplan blijkt dat deze bouwhoogte een gebruikelijke bouwhoogte in de Hanzewijk is. Daarnaast is een bouwhoogte van 10 meter ook in het algemeen niet ongebruikelijk in stedelijk gebied. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de afstand tussen de nieuwe woningen enerzijds en de woningen van [verzoekster sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] anderzijds ongeveer 28 meter is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter in het aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toegelaten bouwmogelijkheid geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de bewoners aan de westzijde van de Oostzeestraat. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het college het door verzoekers genoemde alternatief, het bouwplan uit 2010 met veertien patiowoningen, in zijn afweging heeft betrokken, maar uiteen heeft gezet dat dit bouwplan niet haalbaar is gebleken.
Parkeren
5. [verzoekster sub 1] voert aan dat al sprake is van een hoge parkeerdruk in de wijk, in het bijzonder op het parkeerterrein van het gezondheidscentrum. Deze zal verder toenemen als gevolg van deze nieuwe ontwikkeling. Daarbij wijst zij tevens op ontwikkelingen in de directe omgeving, zoals het autoluw maken van het stadspark en realisatie van een zogenoemde parkeermagneet ter hoogte van het kruispunt met de Flevoweg.
5.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat ten behoeve van de nieuwe woningen 30 nieuwe parkeerplaatsen zullen worden aangelegd, waarvan acht parkeerplaatsen op eigen terrein en 22 parkeerplaatsen langs de Oostzeestraat. Tussen partijen is niet in geschil dat dit aantal toereikend is voor deze ontwikkeling. Nu voor deze ontwikkeling voldoende nieuwe parkeerplaatsen zullen worden aangelegd en de ontwikkeling niet is voorzien op gronden die momenteel in gebruik zijn als parkeerterrein, zal de ontwikkeling op zichzelf dus niet leiden tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Daarnaast hoeft dit plan voor een eventueel bestaand parkeerprobleem en een eventuele toename van de parkeerdruk als gevolg van ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied geen oplossing te bieden. De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college de bestaande parkeerdruk onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
Verkeer
6. [verzoekster sub 1] voert aan dat als gevolg van alle ontwikkelingen de Oostzeestraat drukker wordt. Daarnaast zal als gevolg van de nieuwe bebouwing en de nieuwe parkeerplaatsen langs de Oostzeestraat het zicht op de in- en uitrit van het gezondheidscentrum worden beperkt. Dit zal volgens haar leiden tot verkeersonveilige situaties.
6.1. Het college stelt dat de Oostzeestraat als 30 km/u-weg zal worden ingericht en dat de uitrit van het gezondheidscentrum, die ter plaatse van de aansluiting op de Oostzeestraat ruim 23 meter breed is, in deze 30 km/u-zone zal worden geïntegreerd. [verzoekster sub 1] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen overtuigende redenen gegeven waarom de bouw van de nieuwe woningen desondanks tot een onaanvaardbare verkeerssituatie op de Oostzeestraat ter hoogte van de uitrit van het gezondheidscentrum zal leiden.
Conclusie en proceskosten
7. Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor de verwachting dat het besluit in de hoofdzaak niet in stand zal kunnen blijven. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Boer
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2017
745.