201607445/1/A1.
Datum uitspraak: 23 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Krimpen aan den IJssel,
en
het college van burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2016 heeft het college locatie R16.93 aangewezen als inzamellocatie voor huishoudelijk afval en de percelen aangewezen die gebruik moeten maken van de op die locatie te plaatsen ondergrondse restafvalcontainer.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2017, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door P. van den Boogert, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Locatie R16.93 is gelegen op het trottoir ter hoogte van de woning aan de Cantharel 30 te Krimpen aan den IJssel. [appellant] woont aan de [locatie], schuin tegenover de aangewezen locatie, aan de overkant van de straat.
2. [appellant] betoogt dat de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer op de aangewezen locatie overlast zal veroorzaken in de vorm van geluidoverlast, zwerfvuil en verlies van uitzicht vanuit zijn woning.
2.1. Bij de aanwijzing van inzamellocaties hanteert het college onder meer als criterium: "De aan te wijzen cluster en of container inzamelplaats(en) dienen zoveel mogelijk overlast te voorkomen voor aangrenzende percelen. De afstand tot de gevel van de woning bedraagt minimaal 3 meter. Bij een blinde muur kan hiervan worden afgeweken, in dit geval kan de afstand minimaal 2 meter zijn. Bij de keuze tussen een clusterplaats en of container inzamelplaats voor een perceel of een clusterplaats en of container inzamelplaats voor een blinde muur, dient voor het laatste te worden gekozen. Een cluster en of container inzamelplaats recht voor iemands deur of raam wordt als niet gewenst geacht. Bij voorkeur niet te situeren aan de zuid-westzijde van tuinen i.v.m. overheersende windrichting."
Bij de beantwoording van de door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze op het voorgenomen besluit heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de aangewezen locatie voldoet aan dit criterium. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de activiteiten die bij een inzamellocatie plaatsvinden, zoals het verkeer van en naar de container en het openen en sluiten van de container, geen onaanvaardbare overlast veroorzaken. Volgens het college is een inzamelvoorziening in de buurt van een woning een normaal verschijnsel in het maatschappelijk verkeer.
2.2. De afstand tussen de aangewezen locatie en de voorgevel van de woning van [appellant] bedraagt ruimschoots meer dan 3 m. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door hem gestelde overlast, ondanks de afstand tussen zijn woning en de aangewezen locatie, zodanig is dat het college niet in redelijkheid kon besluiten tot aanwijzing van locatie R16.93 als inzamellocatie.
Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt dat de door hem voorgestelde alternatieve locatie tegenover de zijmuur van de woning aan de Cantharel 52, aan het einde van het doodlopende voetpad, geschikter is voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer dan de aangewezen locatie. Daartoe voert hij aan dat voor plaatsing op de aangewezen locatie een datakabel moet worden omgelegd, wat op de alternatieve locatie niet nodig is. Voorts wijst hij erop dat deze alternatieve locatie voor alle bewoners binnen de afstandsnorm van 175 m en buiten het zicht ligt.
3.1. Het door [appellant] gestelde en door het college niet betwiste voordeel van deze alternatieve locatie dat, anders dan voor de aangewezen locatie, geen datakabel hoeft te worden omgelegd, maakt niet dat de alternatieve locatie zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie R16.93, dat het college die locatie niet in redelijkheid kon aanwijzen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer. Dat geldt evenzeer ten aanzien van de omstandigheid dat de alternatieve locatie, zoals [appellant] heeft gesteld, buiten het zicht ligt. Daarbij merkt de Afdeling nog op dat, naar ter zitting is gebleken, door het college is aangeboden de ondergrondse restafvalcontainer op locatie R16.93 aan het zicht te onttrekken door een van gemeentewege aan te brengen en te onderhouden haag.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Kors
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2017
687.