ECLI:NL:RVS:2017:2276

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
23 augustus 2017
Zaaknummer
201604031/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor schokgolfgenerator in Dreumel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 april 2016, waarin het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal een omgevingsvergunning had verleend voor het verhogen en in werking hebben van een schokgolfgenerator op een perceel in Dreumel. De rechtbank had het beroep van [appellant] en anderen gegrond verklaard en het besluit van 11 februari 2015 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 maart 2017. Tijdens de zitting zijn zowel [appellant] en anderen als het college vertegenwoordigd door hun advocaten verschenen. De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank niet onterecht heeft geoordeeld dat de schokgolfgenerator niet de beste beschikbare technieken (BBT) toepast, maar dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 11 februari 2015 ten onrechte in stand heeft gelaten. De Afdeling heeft vastgesteld dat de schokgolfgenerator vergunningplichtig is en dat er geen BBT-conclusies of informatiedocumenten beschikbaar zijn. De rechtbank heeft in haar uitspraak niet voldoende gemotiveerd waarom de schokgolfgenerator als BBT kan worden aangemerkt.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college voldoende is ingegaan op de hoge kosten van geluidsschermen en de onzekerheid over de te behalen reductie. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor het oordeel dat nader onderzoek naar geluidbeperkende maatregelen en alternatieven had moeten plaatsvinden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2017.

Uitspraak

201604031/1/A1.
Datum uitspraak: 23 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Dreumel, gemeente West Maas en Waal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 april 2016 in zaak nr. 15/1888 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2015 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het verhogen en in werking hebben van een schokgolfgenerator op het perceel [locatie] te Dreumel.
Bij uitspraak van 19 april 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 februari 2015 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak gevoegd met zaak nr. 201604034/1/A1 ter zitting behandeld op 13 maart 2017, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, [belanghebbende A] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis en [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Stoelwinder, ing. E.J.L. Kuijs en ing. S.T. de Hingh, zijn verschenen. Voorts zijn vergunninghouder en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], beiden bijgestaan door mr. D. Pool, als derdebelanghebbenden gehoord. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
1.    [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat met de aangevraagde en vergunde schokgolfgenerator niet de beste beschikbare technieken (hierna: BBT) worden toegepast, zodat de rechtbank volgens hen de rechtsgevolgen van het besluit van 11 februari 2015 ten onrechte in stand heeft gelaten. Zij betogen dat vergunninghouder ondanks het gebruik van een schokgolfgenerator hagelschade heeft geleden, de schokgolfgenerator op grond van de aan de vergunning verbonden voorschriften onvoldoende keren kan worden gebruikt en niet vaststaat dat een schokgolfgenerator een gebied van 50 ha kan beschermen. Ook voeren [appellant] en anderen aan dat schokgolfgeneratoren onevenredig veel geluid produceren en hagelnetten een milieuvriendelijk alternatief vormen. [appellant] en anderen hebben artikelen overgelegd waaruit volgens hen de voordelen van het gebruik van hagelnetten ten opzichte van schokgolfgeneratoren blijken. Zij betogen voorts dat de rechtbank bij de beoordeling van BBT is uitgegaan van onjuiste gegevens omtrent de kosten van hagelnetten.
1.1.    Artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder c, onder 1˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) luidt: Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, (lees: de aanvraag om een omgevingsvergunning milieu) neemt het bevoegd gezag bij die beslissing in ieder geval in acht dat in de inrichting of het mijnbouwwerk ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast.
Artikel 1.1, eerste lid, luidt, voor zover hier van belang: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beste beschikbare technieken: voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld.
Artikel 5.4, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) luidt: Indien op een activiteit of op een type productieproces binnen de inrichting, waarvoor een vergunning is aangevraagd, geen BBT-conclusies of informatiedocumenten als bedoeld in het eerste lid van toepassing zijn, of indien de van toepassing zijnde BBT-conclusies of informatiedocumenten niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen, stelt het bevoegd gezag de beste beschikbare technieken vast.
Het derde lid luidt: Bij het vaststellen van de beste beschikbare technieken houdt het bevoegd gezag in ieder geval rekening met:
[…]
d. vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd;
e. de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis;
f. de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies;
g. de data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen;
h. de tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen;
[…]
j. de noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico’s voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken;
[…].
1.2.    Op grond van categorie 2.7 onder q van onderdeel C van bijlage I bij het Bor, zoals dit luidde ten tijde van belang, is de schokgolfgenerator vergunningplichtig voor de activiteit milieu. Niet in geschil is dat voor schokgolfgeneratoren geen BBT-conclusies of informatiedocumenten beschikbaar zijn, zodat het college de BBT moest vaststellen. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de schokgolfgenerator als BBT kan worden aangemerkt en het besluit van 11 februari 2015 daarom vernietigd. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat de schokgolfgenerator in vergelijking met hagelnetten als BBT kan worden aangemerkt en de rechtsgevolgen van voormeld besluit in stand gelaten. Partijen hebben geen hoger beroep ingesteld tegen het uitgangspunt van de rechtbank dat in het kader van de beoordeling van BBT een vergelijking tussen schokgolfgeneratoren en hagelnetten had moeten plaatsvinden. Wat daar verder ook van zij, nu tegen dat uitgangspunt geen hoger beroep is ingesteld, moet er voor de behandeling van dit hoger beroep van worden uitgegaan dat voor de vaststelling van BBT een dergelijke vergelijking moet worden gemaakt.
1.3.    Ook in het geval ervan wordt uitgegaan dat een vergelijking moet worden gemaakt tussen het gebruik van schokgolfgeneratoren en hagelnetten betekent dit niet dat slechts één van deze technieken als BBT kan worden aangemerkt. Voorts volgt uit het vereiste dat in de inrichting de BBT moeten worden toegepast niet dat alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen die bijdragen aan een reductie van, in dit geval, de geluidemissie. Zie ter vergelijking de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2736, over ammoniakemissie. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uiteengezet waarom hagelnetten in de aangevraagde situatie moeilijk toepasbaar zijn en heeft overwogen dat de schokgolfgenerator moet worden aangemerkt als BBT. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, wordt gepleit voor het gebruik van hagelnetten, maar dit geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de aangevraagde en vergunde schokgolfgenerator niet als BBT kan worden aangemerkt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in de vergunningvoorschriften overeenkomstig de aanvraag beperkingen aan de duur van het gebruik van de schokgolfgenerator zijn opgenomen en de schokgolfgenerator op grond daarvan maximaal vier keer per jaar in werking mag worden gesteld plus één maal voor onderhoud en testen. Hetgeen [appellant] en anderen in het kader van BBT hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de schokgolfgenerator niet als BBT kan worden aangemerkt en de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 11 februari 2015 ten onrechte in stand heeft gelaten.
Het betoog faalt.
2.    [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat onderzoek had moeten worden verricht naar het effect van geluidbeperkende maatregelen en alternatieven nu de maximale geluidsnormen onaanvaardbaar worden overschreden. Volgens [appellant] en anderen zijn de rechtsgevolgen van het besluit van 11 februari 2015 ook daarom ten onrechte in stand gelaten.
2.1.    In de vergunningvoorschriften is een dubbele geluidsdemper voorgeschreven en zijn beperkingen aan de duur van het gebruik van de schokgolfgenerator gesteld. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college daarnaast voldoende is ingegaan op de hoge kosten van een geluidsscherm en de onzekerheid over de te halen reductie. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat nader onderzoek naar geluidbeperkende maatregelen en alternatieven had moeten plaatsvinden en de rechtbank de rechtsgevolgen daarom ten onrechte in stand heeft gelaten.
Het betoog faalt.
3.    Voor zover [appellant] en anderen betogen dat naast natuurlijke personen ook dieren bescherming behoeven tegen geluid en derhalve tegen de schokgolfgenerator, overweegt de Afdeling dat [appellant] en anderen in beroep geen gronden met deze strekking hebben aangevoerd. De rechtbank heeft dan ook geen oordeel kunnen geven over dit betoog. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en er geen reden is waarom dit betoog niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd, en [appellant] en anderen dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen hadden behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. De Jong
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2017
628.