ECLI:NL:RVS:2017:2297

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
201704129/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Woningbouw Stampioenstraat te Rotterdam

Op 16 maart 2017 heeft de raad van de gemeente Rotterdam het bestemmingsplan "Woningbouw Stampioenstraat" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, wonend te Rotterdam, beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 17 augustus 2017 ter zitting behandeld, waar de verzoekers en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren, A. Toutijn en M. van der Zwan, aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om maximaal acht woningen te realiseren aan de Stampioenstraat, op gronden die in eigendom zijn van de gemeente. De verzoekers willen dat er geen woningen worden gebouwd totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan over hun beroepen, om te voorkomen dat de bomen in het plangebied worden gekapt. De raad heeft bevestigd dat er geen aanvraag voor een omgevingsvergunning zal worden ingediend totdat het bestemmingsplan onherroepelijk is. Gezien het ontbreken van spoedeisend belang, wijst de voorzieningenrechter de verzoeken af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.C. Kranenburg, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2017.

Uitspraak

201704129/2/R3.
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    [verzoeker sub 1], wonend te Rotterdam,
2.    [verzoeker sub 2], wonend te Rotterdam,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Stampioenstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 1] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 2] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 17 augustus 2017, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren, A. Toutijn en M. van der Zwan, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan maakt het mogelijk om maximaal acht woningen te realiseren aan de Stampioenstraat in Rotterdam. De gronden waarop het plan betrekking heeft, zijn in eigendom bij de gemeente. Het is de bedoeling om de grond te verkopen aan een collectief van particulieren dat vervolgens zelf woningen gaat ontwikkelen op deze plek.
3.    [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], die allebei tegenover het plangebied wonen, willen met hun verzoek bereiken dat er in het plangebied geen woningen mogen worden gebouwd totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan over hun beroepen. Zij willen dat het plangebied onbebouwd blijft, zodat de bomen die daar nu staan, kunnen blijven staan.
4.    Ter zitting heeft de raad nogmaals bevestigd dat de gemeente eigenaar is van de gronden en verklaard dat er geen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en het vellen van bomen zal worden ingediend totdat het plan "Woningbouw Stampioenstraat" onherroepelijk is. Gelet hierop ontbreekt het spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Conclusie
5.    Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Proceskosten
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Kranenburg    w.g. Lap
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2017
288.