ECLI:NL:RVS:2017:2307

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
201605969/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over plaatsingsplan ondergrondse restafvalcontainers in Zeeheldenkwartier, Den Haag

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan over het beroep van de Vereniging BIZ Zeeheldenkwartier en andere appellanten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 21 juni 2016 een plaatsingsplan vastgesteld voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC's) in de wijk Zeeheldenkwartier. De appellanten stelden dat het college onzorgvuldig had gehandeld door belanghebbenden niet te betrekken bij de procedure en dat de parkeerdruk onjuist was vastgesteld. Ze voerden ook aan dat de loopafstanden voor bewoners niet in overeenstemming waren met de regelgeving en dat de gekozen locaties onredelijk waren.

De Raad van State oordeelde dat het college de randvoorwaarden voor de plaatsing van de ORAC's correct had gehanteerd en dat er geen verplichting was om belanghebbenden buiten het plaatsingsgebied te informeren. De argumenten van de appellanten over de parkeerdruk en de loopafstanden werden verworpen, omdat het college had aangetoond dat de parkeerdruk na de plaatsing van de ORAC's niet boven de norm van 90% zou stijgen. Ook werd vastgesteld dat de gekozen locaties niet onredelijk waren en dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims.

De Raad van State verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van het college om het plaatsingsplan vast te stellen in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van het college en de noodzaak voor appellanten om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen.

Uitspraak

201605969/1/A1.
Datum uitspraak: 30 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de Vereniging BIZ Zeeheldenkwartier (hierna: de vereniging), gevestigd te Den Haag, en [appellant A] en anderen, allen wonend te Den Haag,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2016 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s) in de wijk Zeeheldenkwartier (wijk 45) te Den Haag.
Tegen dit besluit hebben de vereniging en [appellant A] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2017, waar de vereniging en [appellant A] en anderen, vertegenwoordigd door mr. H.G. Boenders, vergezeld door [gemachtigde] en [appellant A], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Schrijver en R. van Coevorden, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    In het bij besluit van 21 juni 2016 vastgestelde plaatsingsplan heeft het college concrete locaties in de wijk Zeeheldenkwartier aangewezen waar ORAC’s worden geplaatst. Onder meer is voorzien in plaatsing van ORAC’s aan de Prins Hendrikstraat ter hoogte van nrs. 165 en 167 (locatie 45-20B), aan de 2e De Riemerstraat ter hoogte van nrs. 182 en 184 (locatie 45-27) en aan het Piet Heinplein (locatie 45-39).
Deze locaties bevinden zich nabij of binnen het gebied van de bedrijfsinvesteringszone (BIZ) Zeeheldenkwartier. [appellant A] en anderen wonen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] te Den Haag.
2.    De vereniging en [appellant A] en anderen hebben tezamen beroep ingesteld. Ter zitting is toegelicht dat het beroep, voor zover ingesteld door [appellant A] en anderen, is gericht tegen de aanwijzing van locatie 45-27. Het beroep, voor zover ingesteld door de vereniging, is gericht tegen de aanwijzing van de drie locaties 45-20B, 45-27 en 45-39 en tegen de gehanteerde loopafstand voor bewoners van de Zoutmanstraat. De vereniging heeft bezwaar tegen plaatsing van ORAC’s in winkelstraten en bij de entree van het winkelgebied.
Randvoorwaarden
3.    Bij de vaststelling van het plaatsingsplan heeft het college de randvoorwaarden bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in zijn "Kadervoorstel ondergrondse inzamelcontainers voor restafval" met kenmerk RIS 160943, gehanteerd. De randvoorwaarden houden in:
- Loopafstand: de maximale loopafstand van de huisdeur tot de container mag ingevolge de regelgeving maximaal 75 m bedragen, waarbij onder bijzondere omstandigheden een uitloop naar maximaal 125 m is toegestaan.
- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.
- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.
- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering (kosten!).
- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen (kosten!).
- Bereikbaarheid leegwagen: de leegwagen moet voldoende ruimte hebben om op te stellen.
- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden.
Procedure
4.    De vereniging en [appellant A] en anderen voeren aan dat belanghebbenden uit het gedeelte van het Zeeheldenkwartier waarvoor het plaatsingsplan niet geldt, ten onrechte niet zijn betrokken in de procedure over de plaatsing van ORAC’s op locaties 45-27 en 45-39. Volgens hen zijn deze belanghebbenden ten onrechte niet uitgenodigd om hun zienswijze te geven en de presentatie van het ontwerp plaatsingsplan bij te wonen.
4.1.    Naast publicatie en terinzagelegging van het ontwerp plaatsingsplan, is er geen verplichting om belanghebbenden buiten het plaatsingsgebied op de hoogte te stellen van het ontwerp plaatsingsplan of de mogelijkheid om daarover zienswijzen naar voren te brengen. Dat deze belanghebbenden, die niet zijn aangewezen op gebruikmaking van de in het ontwerp voorziene ORAC’s, niet per brief zijn uitgenodigd voor de presentatie van het ontwerp, betekent niet dat de voorbereiding van het plaatsingsplan onzorgvuldig is geweest.
4.2.    Het betoog faalt.
Parkeerdruk
5.    De vereniging en [appellant A] en anderen betogen dat de parkeerdruk op onjuiste wijze is vastgesteld. Volgens hen heeft het college daarbij ten onrechte het gebied van het Zeeheldenkwartier waar vooralsnog geen ORAC’s worden geplaatst, meegerekend. De gehanteerde rekenmethode is voorts in strijd met het beleid ten aanzien van vergunningverlening voor terrassen op parkeerplaatsen. Volgens dat beleid moet de parkeerdruk bij het vervallen van een parkeerplaats op een loopafstand van 200 m onder de norm van 90% blijven.
5.1.    Het college heeft in de Nota van antwoord, die deel uitmaakt van het bestreden besluit, gereageerd op de door belanghebbenden over het ontwerp van het plaatsingsplan naar voren gebrachte zienswijzen. Daarin is toegelicht dat op wijkniveau naar de parkeerdruk wordt gekeken alvorens een wijk door de gemeenteraad wordt vrijgegeven voor plaatsing van ORAC’s . In wijk 45, Zeeheldenkwartier, zal de parkeerdruk na de plaatsing van ORAC’s niet stijgen boven de vastgestelde norm van 90%.
5.2.    Voor het oordeel dat het college bij de berekening van de parkeerdruk niet de gehele wijk in aanmerking heeft mogen nemen, bestaat geen grond. De vraag of in het gebied van het Zeeheldenkwartier dat niet onder het bereik van het plaatsingsplan valt, gelet op de parkeerdruk, nog ruimte bestaat om op termijn ORAC’s te plaatsen, is thans niet aan de orde.
De door de vereniging en [appellant A] en anderen bedoelde Beleidsregel vergunningverlening terrassen Den Haag 2016 heeft geen betrekking op de afweging van belangen bij het kiezen van locaties voor ORAC’s. Aan die beleidsregel komt in dit verband geen betekenis toe.
5.3.    Het betoog faalt.
6.    Eerst ter zitting hebben de vereniging en [appellant A] en anderen aan de hand van berekeningen en tabellen betoogd dat de parkeerdruk in de wijk de norm van 90% zal overschrijden. Dit is zodanig laat, dat het college daardoor is belemmerd daarop adequaat te reageren. Dit betoog wordt daarom wegens strijd met de goede procesorde buiten inhoudelijke bespreking gelaten.
Loopafstanden Zoutmanstraat
7.    De vereniging betoogt dat voor een aantal bewoners aan de even zijde van de Zoutmanstraat de maximale loopafstand van 125 m wordt overschreden, terwijl dit niet in het bestreden besluit is vermeld.
7.1.    Het college heeft in verweer gesteld dat de maximale loopafstand van 125 m voor bewoners aan de even zijde van de Zoutmanstraat niet wordt overschreden.
7.2.    Ter zitting heeft de vereniging afdrukken van Google Maps overgelegd, waarop met Google Maps berekende loopafstanden vanaf Zoutmanstraat 30 zijn weergegeven. De daarbij in aanmerking genomen adressen komen echter niet precies overeen met de locaties waar ORAC’s worden geplaatst. Bovendien is de loopafstand van Zoutmanstraat 30 tot Witte de Withstraat 2, nabij locatie 45-16B, berekend op 120 m, zodat de vereniging overschrijding van de maximale loopafstand voor bewoners van Zoutmanstraat 30 niet aannemelijk heeft gemaakt.
7.3.    Het betoog faalt.
Locatie 45-27
8.    De vereniging en [appellant A] en anderen voeren aan dat de begrenzing van het plaatsingsgebied onbegrijpelijk is. In de Zoutmanstraat ligt de grens namelijk op de as van de weg en in de Elandstraat niet. [appellant A] en anderen worden voorts geacht hun huisvuil niet langer aan te bieden op de hoek van de Piet Heinstraat, maar gebruik te maken van de ORAC’s, terwijl de vuilniswagen in de Piet Heinstraat blijft rijden. Door de in het plaatsingsplan getrokken grens, maakt de 2e De Riemerstraat volgens hen geen deel meer uit van het gebied dat in 1988/1989 is ingericht als erf.
8.1.    In verweer heeft het college toegelicht dat het plaatsen van ORAC’s in het Zeeheldenkwartier gefaseerd geschiedt. Het thans in geding zijnde plaatsingsplan ziet op de gebieden (A) en (B). De invoering van ORAC’s in de overige gebieden van het Zeeheldenkwartier zal op een later tijdstip plaatsvinden.
8.2.    Het gefaseerd invoeren van een nieuwe wijze van afvalinzameling in een wijk brengt met zich dat een grens moet worden getrokken tussen gebieden waar wel en gebieden waar nog niet wordt overgegaan op de nieuwe wijze van inzamelen. Niet valt in te zien waarom het college die grens niet zo had mogen trekken dat de 2e De Riemerstraat binnen de grenzen van het plaatsingsplan valt. De enkele omstandigheid dat de grens niet op de as van de Elandstraat is gelegd, maakt de begrenzing niet onredelijk of onbegrijpelijk. De vereniging en [appellant A] en anderen hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat de begrenzing afbreuk doet aan de inrichting van het betrokken gebied als erf. Dat de wijze van afvalinzameling in de 2e De Riemerstraat niet langer overeenkomt met die in de Piet Heinstraat, leidt daarom evenmin tot het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot deze begrenzing heeft kunnen komen.
8.3.    Het betoog faalt.
9.    De vereniging en [appellant A] en anderen betogen dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Daartoe voeren zij aan dat de straat te smal is voor het plaatsen van ORAC’s, dat met het opheffen van vier parkeerplaatsen in de straat niet wordt voldaan aan de randvoorwaarde dat het aantal te vervallen parkeerplaatsen tot een minimum wordt beperkt en dat de boom aan de overzijde van de straat vermoedelijk ook zal sneuvelen. De te plaatsen ORAC’s leiden volgens hen voorts tot een gevaarlijke situatie voor voetgangers en fietsers en tot een onevenredige aantasting van het doelmatig gebruik van de weg als erf en het daarbij behorende woongenot. In dat verband stellen zij dat het bijplaatsen van afval op een ORAC-locatie niet te voorkomen is. Ten slotte voeren zij aan dat bij het legen van de ORAC’s de toegang tot de winkelstraat Piet Heinstraat wordt geblokkeerd, waardoor tevens een file in de Elandstraat, een weg die bruikbaar moet zijn voor hulpdiensten, zal ontstaan.
9.1.    In de Nota van antwoord op de naar voren gebrachte zienswijzen staat dat de parkeervakken aan de overzijde van locatie 45-27 vervallen om de locatie voldoende toegankelijk te maken voor het ledigingsvoertuig, dat de afvalinzamelaar heeft proefgereden met een ledigingsvoertuig en geen knelpunten bij deze locatie heeft doorgegeven. Op wijkniveau wordt naar de parkeerdruk gekeken en het verlies van parkeerplaatsen is volgens de Nota in dit geval aanvaardbaar, omdat de parkeerdruk in de wijk na plaatsing van de ORAC's niet boven de vastgestelde norm van 90% zal uitstijgen. In de Nota staat verder dat de ORAC's grotendeels ondergronds worden geplaatst, waarbij de hoogte van het bovengrondse gedeelte ongeveer 1 m bedraagt en dat op veel locaties waar ORAC's worden geplaatst bovendien reeds auto's geparkeerd staan. Plaatsing van ORAC’s leidt volgens de Nota dan ook niet tot devaluatie van straatbeeld, uitzicht en woongenot. De Nota vermeldt verder dat de ORAC’s twee keer per week worden geleegd en dat er wordt opgetreden tegen bewoners die de ORAC’s niet juist gebruiken. Indien er vuil rondom een ORAC wordt aangetroffen, kan hier melding van worden gemaakt. De Nota vermeldt eveneens dat de locatie door de verkeersdeskundigen van het Vooroverleg Over Verkeerszaken (VOV) is beoordeeld en niet is aangemerkt als een verkeersonveilige situatie.
9.2.    Gelet op deze motivering, ligt het op de weg van de vereniging en [appellant A] en anderen om nader toe te lichten waarom plaatsing van ORAC's op locatie 45-27 volgens hen niettemin wegens verlies van parkeerruimte, aantasting van het doelmatig gebruik van de weg en het woongenot, onaanvaardbaar moet worden geacht. Nu zij dat niet hebben gedaan, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college om de gestelde redenen had moeten afzien van aanwijzing van deze locatie. Ter zitting heeft het college voorts toegelicht dat het ledigingsvoertuig de 2e De Riemerstraat vermoedelijk niet vanaf de Elandstraat zal inrijden, maar vanaf de Piet Heinstraat, zodat de boom aan de overzijde van de ORAC’s kan worden gehandhaafd. Het betoog van de vereniging en [appellant A] en anderen dat voor het opheffen van een parkeerplaats een verkeersbesluit nodig is, doet voorts aan de rechtmatigheid van het plaatsingsplan niet af. Ten aanzien van de grondplaten van de ORAC’s, die volgens hen tot gevaarlijke situaties leiden, heeft het college in verweer gesteld dat deze strak aansluiten op het omliggende straatwerk. Ter zitting heeft het voorts toegelicht dat bij het legen van de ORAC’s een beveiligingssysteem ervoor zorgt dat fietsers, mochten zij onverhoopt doorrijden, niet in een diep gat kunnen vallen. Tijdens het legen van de ORAC’s, dat ongeveer 10 minuten duurt, kunnen hulpdiensten volgens het college via een andere rijroute de Piet Heinstraat bereiken. Ook hierin heeft het college derhalve geen aanleiding hoeven zien om van aanwijzing van locatie 45-27 af te zien.
Dat de Nota locatie 45-27A vermeldt, zoals de vereniging en [appellant A] en anderen stellen, is ten slotte een kennelijke vergissing. Het is voldoende duidelijk dat daarmee de locatie aan de 2e De Riemerstraat is bedoeld.
9.3.    Het betoog faalt.
10.    De vereniging en [appellant A] en anderen voeren aan dat het college, in plaats van aanwijzing van locatie 45-27, had kunnen kiezen voor handhaving van de bestaande situatie voor de huishoudens aan de oneven zijde van de Elandstraat. Ook zouden deze huishoudens gebruik kunnen maken van de ORAC’s aan de overzijde van de Elandstraat. Voorts had het college de grens van het plaatsingsplan op het midden van de Elandstraat kunnen leggen, zodat de vuilniswagen zijn huidige route kan handhaven. Het plaatsen van ORAC’s aan de 2e De Riemerstraat tussen de Elandstraat en de Vondelstraat is volgens hen eveneens een betere oplossing dan plaatsing van ORAC’s op locatie 45-27. Ten slotte is de Elandstraat ter hoogte van nummer 51 volgens hen een geschikte alternatieve locatie.
10.1.    Met het handhaven van de bestaande situatie voor de huishoudens aan de oneven zijde van de Elandstraat en het verleggen van de grens naar het midden van de Elandstraat, worden geen alternatieve locaties voor de ORAC’s aangedragen. Daarmee wordt voorgesteld om huishoudens nog niet over te laten gaan op het gebruik van ORAC’s. In hetgeen de vereniging en [appellant A] en anderen hebben aangevoerd, bestaat echter geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om restafval van deze huishoudens via ORAC’s in te zamelen.
10.2.    Het voorstel om huishoudens aan de oneven zijde van de Elandstraat gebruik te laten maken van ORAC’s aan de overzijde van die straat, is niet in overeenstemming met de randvoorwaarde dat kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen moet worden vermeden. Locaties aan de overzijde van de Elandstraat zijn voor deze huishoudens daarom niet geschikter dan locatie 45-27. Het college heeft daarin dan ook geen aanleiding hoeven zien om niet tot aanwijzing van locatie 45-27 over te gaan.
10.3.    In de Nota van antwoord is vermeld dat de alternatieve locatie op de Elandstraat ter hoogte van nummer 43-51 geen verbetering is van het plaatsingsplan. De Elandstraat is een hoofdroute. In verband met de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid voor de hulpdiensten worden ORAC’s volgens de Nota zo min mogelijk op hoofdroutes geplaatst.
De vereniging en [appellant A] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze locatie, ondanks hetgeen in de Nota is gesteld, zodanig geschikter is dan locatie 45-27, dat het college daarom in redelijkheid voor aanwijzing van die locatie had moeten kiezen.
10.4.    Het betoog faalt.
Locatie 45-39
11.    De vereniging betoogt dat het legen van twee ORAC’s op deze locatie nadelige gevolgen zal hebben. Tijdens het legen zal het rechts afslaande verkeer uit de Anna Paulownastraat voor opstoppingen zorgen en zal de weg worden geblokkeerd voor fietsers. De verkeersdeskundigen van het VOV hebben dit volgens de vereniging onvoldoende in hun beoordeling meegewogen. Voorts zal tijdens het legen de enige toegang tot het winkelgebied in de Piet Heinstraat worden geblokkeerd, wat volgens de vereniging een aanslag op de economische bedrijvigheid in dat gebied zal betekenen.
11.1.    Het college stelt dat het legen van de ORAC’s enige hinder voor het verkeer kan opleveren, maar dat het VOV over deze locatie positief heeft geadviseerd. Het college wijst er voorts op dat het winkelgebied Piet Heinstraat per auto, per fiets of lopend kan worden bereikt. Dat het plaatsen van de ORAC’s voor de ondernemers in dat gebied zal leiden tot teruglopende inkomsten, is volgens het college niet aannemelijk.
11.2.    De vereniging heeft met haar enkele stelling dat het verkeer door het legen van de ORAC’s enige tijd zal worden opgehouden, niet aannemelijk gemaakt dat een verkeersonveilige situatie ontstaat. Haar betoog geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten aanzien van de verkeersveiligheid niet heeft mogen uitgaan van het positieve advies van het VOV.
Met de enkele stelling dat het legen van de ORAC’s een aanslag op de economische bedrijvigheid in het gebied zal betekenen, heeft de vereniging voorts niet aannemelijk gemaakt dat aanwijzing van deze locatie onevenredige gevolgen voor de ondernemers in het gebied heeft. Het legen van de ORAC’s duurt slechts ongeveer 10 minuten per keer.
11.3.    Het betoog faalt.
12.    Het betoog van de vereniging dat de belangenafweging onevenwichtig is, omdat onvoldoende gewicht is toegekend aan de vereiste flexibiliteit van openbare ruimte in een winkelstraat, faalt eveneens. Het gestelde belang om openbare ruimte in een winkelstraat voor bepaalde activiteiten te kunnen gebruiken, staat niet zonder meer in de weg aan plaatsing van ORAC’s in een winkelstraat. De enkele stelling dat een winkelstraat flexibiliteit vereist, geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot aanwijzing van locatie 45-39.
13.    De vereniging betoogt dat één ORAC op de locatie voldoende is, omdat hooguit 20 huishoudens geacht worden daarvan gebruik te maken. Zij betoogt voorts dat, indien alle huishoudens aan het Piet Heinplein, de Piet Heinstraat en de Anna Paulownastraat binnen de loopafstand van de ORAC’s gebruik gaan maken, de capaciteit van twee ORAC’s ontoereikend zal zijn. De kans dat de twee ORAC’s snel vol zijn is daarom niet denkbeeldig, zodat verwacht kan worden dat afval wordt bijgeplaatst. Hierdoor wordt het terras op het Piet Heinplein in zijn bestaansrecht bedreigd, wordt de functie van het erf en het plein in hoge mate aangetast en loopt het winkelgebied schade op, aldus de vereniging.
13.1.    Het college heeft in verweer toegelicht dat de ORAC’s op locatie 45-39 zijn bedoeld voor 37 huishoudens aan de Elandstraat en het Piet Heinplein. Eén ORAC zou daarvoor onvoldoende zijn.
Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte is uitgegaan van een capaciteit ten behoeve van 37 huishoudens.
13.2.    Het college kan niet uitsluiten dat ook andere huishoudens, waarvan het restafval nog op de reguliere wijze wordt ingezameld, gebruik gaan maken van de ORAC’s. Of gebruik door deze andere huishoudens zal leiden tot een capaciteitsprobleem op deze locatie, is niet op voorhand vast te stellen. De enkele veronderstelling dat alle huishoudens binnen de loopafstand van de ORAC’s gebruik zullen maken, is niet voldoende voor het oordeel dat het college de locatie niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen.
13.3.    Het betoog faalt.
14.    De vereniging betoogt dat de plaatsing van ORAC’s op locatie 45-39 overbodig is, omdat de huishoudens ook gebruik kunnen maken van locaties 45-29B en 45-100. De beste oplossing is volgens de vereniging echter het verleggen van de grens van het plaatsingsplan naar het midden van de Elandstraat, zodat de vuilniswagen zijn huidige route kan handhaven.
14.1.    Het college heeft ter zitting onweersproken gesteld dat gebruikmaking van de ORAC’s op de locaties 45-29B en 45-100 betekent dat de loopafstand voor de betrokken bewoners wordt vergroot en dat niet wordt voldaan aan de randvoorwaarde dat de loopafstand van huisdeur tot container in beginsel  maximaal 75 m bedraagt. Het college heeft in de plaatsing van ORAC’s op deze locaties dan ook geen aanleiding hoeven zien om niet tot aanwijzing van locatie 45-39 over te gaan.
14.2.    Met het verleggen van de grens naar het midden van de Elandstraat, zouden de betrokken huishoudens aan het Piet Heinplein en de oneven zijde van de Elandstraat niet overgaan op het gebruik van ORAC’s. In hetgeen de vereniging heeft aangevoerd bestaat echter geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om restafval van deze huishoudens via ORAC’s in te zamelen.
14.3.    Het betoog faalt.
15.    Eerst ter zitting heeft de vereniging betoogd dat de Toussaintkade, waar thans tijdelijk bovengrondse afvalcontainers staan, een geschikte alternatieve locatie is. Dit is zodanig laat, dat het college daardoor is belemmerd daarop adequaat te reageren. Dit betoog wordt daarom wegens strijd met de goede procesorde buiten inhoudelijke bespreking gelaten.
Locatie 45-20B
16.    De vereniging betoogt dat locatie 45-54 in de Roggeveenstraat een geschikte alternatieve locatie voor plaatsing van de ORAC’s is. Dat dit betekent dat bewoners van de Waldeck Pyrmontkade 23 m verder moeten lopen en daardoor in een aantal gevallen de maximale loopafstand van 125 m wordt overschreden, kan volgens de vereniging geen bezwaar zijn. Het college heeft in het plaatsingsplan toegelaten dat die afstand in sommige gevallen wordt overschreden. De geringe verlenging van de loopafstand weegt volgens haar minder zwaar dan de vereiste flexibiliteit van de openbare ruimte in een winkelstraat. Zij wijst er voorts op dat het bijplaatsen van afval niet te voorkomen is en dat ORAC’s daarom ook vanwege het economische belang niet in winkelstraten moeten worden geplaatst.
16.1.    Het plaatsen van extra ORAC’s op locatie 45-54 als alternatief voor plaatsing van ORAC’s op locatie 45-20B brengt met zich dat voor meer huishoudens aan de Waldeck Pyrmontkade geldt dat de maximale loopafstand van 125 m wordt overschreden. Dat is in strijd met de door het college gehanteerde randvoorwaarden.
Zoals hierboven onder 12 reeds is overwogen, staat het gestelde belang om openbare ruimte in een winkelstraat voor bepaalde activiteiten te kunnen gebruiken, niet zonder meer in de weg aan plaatsing van ORAC’s in een winkelstraat. Dat geldt eveneens voor het door de vereniging gestelde economische belang, wat daar overigens van zij. De enkele omstandigheid dat locatie 45-20B zich in een winkelstraat bevindt, maakt deze locatie niet ongeschikt voor plaatsing van ORAC’s.
Het college heeft in hetgeen de vereniging heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding hoeven zien om niet tot aanwijzing van locatie 45-20B over te gaan.
16.2.    Het betoog faalt.
Conclusie
17.    Het beroep is ongegrond.
18.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Visser
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2017
148.