ECLI:NL:RVS:2017:2315

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
201609235/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Woningbouw Kaappark en de gevolgen voor de openheid van het Kaappark

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Woningbouw Kaappark" dat op 13 oktober 2016 door de raad van de gemeente Rotterdam is vastgesteld. Appellant, wonend te Rotterdam, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest dat de openheid van het Kaappark, waar de nieuwe woningen mogelijk worden gebouwd, in gevaar komt. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld op 21 augustus 2017, waarbij zowel appellant als de raad vertegenwoordigd door mr. M.C. Rolle aanwezig waren.

De Raad van State heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsruimte heeft en dat hij de betrokken belangen moet afwegen. De Afdeling beoordeelt of het besluit in overeenstemming is met het recht, maar stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft gesteld dat de inzichten voor het gebied zijn gewijzigd en dat het plan bijdraagt aan de doelstelling van het Programma Zelfbouw Rotterdam 2015-2018.

Appellant heeft betoogd dat de zelfbouwlocaties niet in enig beleidsstuk zijn genoemd en dat de mogelijk gemaakte bebouwing de zichtlijn op de haven belemmert. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de openheid van het Kaappark niet onaanvaardbaar wordt aangetast en dat de beperkte aantasting van de zichtlijn aanvaardbaar is. Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201609235/1/R3.
Datum uitspraak: 30 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rotterdam,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Kaappark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2017, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C. Rolle, zijn verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Inleiding
2.    Het plan maakt de bouw van maximaal vier woningen mogelijk op gronden waaraan bij het in 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Katendrecht Kern" en het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Katendrecht Zuid" een groenbestemming was toegekend. Met het plan wordt beoogd bij te dragen aan de doelstelling van het Programma Zelfbouw Rotterdam 2015-2018 dat in 2018 10% van de nieuwbouwwoningen in Rotterdam gerealiseerd worden door zelfbouw. [appellant], die een woning heeft aan de Walhallalaan die aan het Kaappark ligt, wil dat de openheid van het Kaappark, waar deze woningen mogelijk worden gemaakt, behouden blijft.
Inhoudelijk
3.    [appellant] is er bij de aankoop van zijn eigen zogenoemde "Parkkavel" aan de Walhallalaan vanuit gegaan dat op de hier aan de orde zijnde gronden geen bebouwing zou komen. Hij wijst erop dat in het vorige plan uit 2009 nog een groenbestemming aan deze gronden is toegekend. In het Gebiedsplan Feijenoord 2014-2018 uit 2014 is volgens hem het belang van het Kaappark als ontmoetingsplek in de buitenruimte nog benadrukt. Door nu alsnog bebouwing toe te staan is de gemeente volgens hem een onbetrouwbare partij.
3.1.    De raad stelt dat de inzichten voor het desbetreffende gebied zijn gewijzigd ten opzichte van het vorige planologische regime. De aanleiding hiervoor is volgens de raad de wens een bijdrage te leveren aan de realisatie van het collegeprogramma Zelfbouw Rotterdam.
3.2.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Dat de vorige plannen die op de desbetreffende gronden zien, in 2007 en 2009 zijn vastgesteld en dat toen nog een groenbestemming aan deze gronden was toegekend, betekent niet dat het de raad niet vrijstond om bij dit plan een andere bestemming aan die gronden toe te kennen. De omstandigheid dat in het Gebiedsplan Feijenoord 2014-2018 wordt gesteld dat het Kaappark een ontmoetingsplek in de buitenruimte moet blijven, maakt dit niet anders, nu die functie ook met deze bebouwing in stand kan blijven. Het betoog faalt.
4.    [appellant] betoogt dat de zelfbouwlocaties zoals het Kaappark ten onrechte niet in enig beleidsstuk zijn genoemd.
4.1.    De raad stelt dat het plan bijdraagt aan de verwezenlijking van het Programma Zelfbouw Rotterdam 2015-2018 en dat deze ontwikkeling past binnen de visie om op Katendrecht een interessant en leefbaar woonmilieu te creëren.
4.2.    In paragraaf 2.3 van de plantoelichting staat beschreven hoe het plan zich verhoudt tot het gemeentelijk beleid, waaronder het Programma Zelfbouw Rotterdam 2015-2018. De conclusie die daar wordt getrokken is dat het plan aansluit op de doelstellingen zoals die zijn omschreven in het gemeentelijk beleid.
Dat de locatie Kaappark in dat beleid niet specifiek is aangewezen als locatie voor zelfbouw, maakt niet dat het plan in strijd is met het beleid of dat de raad het plan daarom niet had mogen vaststellen, nu in dat beleid geen limitatieve opsomming is gegeven van locaties waarvoor het beleid is vastgesteld. Het betoog faalt.
5.    [appellant] betoogt dat het centrale gebied van het Kaappark wordt aangetast door de mogelijk gemaakte bebouwing, mede gelet op de toegestane bouwhoogte in verhouding tot de afstand van de nieuwe woningen tot de bebouwing aan de Walhallalaan.
5.1.     De raad stelt dat de ruimte in het park nog altijd beleefd kan worden als een open ruimte en er geen sprake is van afbreuk van de kwaliteit, nu de afstand van de grens van het bouwvlak tot aan de gevels aan de Walhallalaan 70 m bedraagt. Deze afstand is groter dan de in het plan maximaal toegestane bouwhoogte.
5.2.    Artikel 3. lid 3.2.2,, aanhef en onder c, van de planregels luidt: "Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte die met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven."
In de verbeelding is aan de gronden van het plangebied een aanduiding "maximum bouwhoogte (m) = 12,5" toegekend.
5.3.    Het plan maakt het mogelijk om woningen te realiseren in aansluiting op reeds bestaande bebouwing die zich aan de noordzijde van het Kaappark bevindt. Weliswaar wordt met het plan bebouwing mogelijk gemaakt op gronden die nu nog tot het park behoren, maar de kleinst mogelijke afstand tussen deze bebouwing en de reeds bestaande bebouwing aan de zuidzijde van het park, te weten aan de Walhallalaan, zal ongeveer 70 m bedragen. De in het plan maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 12,5 m. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verhouding tussen die bouwhoogte en de  kleinst mogelijke afstand tussen de toegestane bebouwing en de reeds aanwezige bebouwing aan de zuidzijde van het Kaappark niet zodanig is dat de openheid van het Kaappark onaanvaardbaar wordt aangetast. Het betoog faalt.
6.    [appellant] betoogt dat de mogelijk gemaakte bebouwing de zichtlijn op de haven belemmert, doordat de doorkijk vanaf de Brede Hilledijk naar de Nieuwe Maas verder wordt vernauwd.
6.1.    De raad stelt dat de ontwikkeling de door [appellant] bedoelde zichtlijn enigszins beperkt, maar hij acht dit niet onaanvaardbaar.
6.2.    De Afdeling overweegt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de met het plan mogelijk gemaakte bebouwing beperkt afbreuk doet aan de door [appellant] bedoelde zichtlijn vanaf de Brede Hilledijk naar de haven. Daarbij is van belang dat deze bebouwing het zicht vanaf de Brede Hilledijk op de haven niet veel meer zal beperken dan de reeds aanwezige bebouwing aan het Katendrechtsehof. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze beperkte aantasting van de zichtlijn aanvaardbaar is. Het betoog faalt.
6.3.    Voor zover [appellant] betoogt dat de hoogte van de grondprijs in de omgeving sterk varieert en dat in de bouwprospectus foutieve informatie is opgenomen over aansluiting op het stadsverwarmingsnetwerk, ziet zijn beroep niet op het bestreden plan. Deze betogen falen derhalve.
Conclusie
7.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2017
288.