ECLI:NL:RVS:2017:2328

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
201606488/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen sluiting van horecagelegenheid wegens verstoring openbare orde

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de burgemeester van Venlo tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg. De burgemeester had op 26 februari 2016 besloten om het door [wederpartij] geëxploiteerde Café no. 82 te Venlo voor de duur van drie maanden te sluiten, op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening Venlo. Dit besluit volgde op een aantal incidenten die zich in en rond het café hadden voorgedaan, die volgens de burgemeester een ernstige verstoring van de openbare orde vormden. De rechtbank had in haar uitspraak van 19 juli 2016 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en het besluit van de burgemeester vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep van de burgemeester.

Tijdens de zitting op 13 juli 2017 werd de zaak behandeld. De burgemeester voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de incidenten van voor 14 februari 2016 niet als ernstige verstoring van de openbare orde konden worden aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de burgemeester de incidenten in samenhang mocht beschouwen en dat deze inderdaad een tijdelijke sluiting van het café rechtvaardigden. De burgemeester had een ruime beoordelingsruimte en de incidenten waren direct gerelateerd aan het café.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het beroep gegrond had verklaard. De burgemeester kon de geslotenverklaring van 26 februari 2016 alsnog effectueren. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 augustus 2017.

Uitspraak

201606488/1/A3.
Datum uitspraak: 30 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Venlo,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 19 juli 2016 in zaak nrs. 16/1960 en 16/1961 in het geding tussen:
[wederpartij], handelend onder de naam Café no. 82, gevestigd te Venlo,
en
de burgemeester.
Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2016 heeft de burgemeester krachtens artikel 2:29i, eerste lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2:29g, aanhef en onder d, van de Algemene Plaatselijke Verordening Venlo (hierna: de APV) het door [wederpartij] geëxploiteerde Café no. 82 te Venlo (hierna: het café) voor de duur van drie maanden gesloten verklaard.
Bij besluit van 1 juni 2016 heeft de burgemeester het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2016 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 juni 2016 vernietigd, het besluit van 26 februari 2016 herroepen en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2017, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken en mr. K.J.E. Hendrix, en [wederpartij], bijgestaan door mr. J.B.J.G.M. Schyns, advocaat te Venlo, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Bij besluit van 9 september 2014 heeft de burgemeester wegens overtreding van de voorschriften van de aan [wederpartij] verleende nachtvergunning de openingstijd van het café gedurende een week tot 00.00 uur beperkt. Op 23 december 2014 heeft de burgemeester [wederpartij] naar aanleiding van een aantal meldingen gewaarschuwd ervoor te zorgen dat de openbare orde in en rond het café niet langer wordt verstoord. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft de burgemeester het café wegens een verstoring van de openbare orde op 14 februari 2015 voor de periode van een maand in de nacht van zaterdag op zondag van 00.00 tot 07.00 uur gesloten verklaard. Bij dit besluit is [wederpartij] erop gewezen dat het café bij een volgende verstoring van de openbare orde in of vanuit het café binnen een jaar na 14 februari 2015 voor bepaalde duur volledig zal worden gesloten dan wel de verleende drank- en horecavergunning en de exploitatievergunning zullen worden ingetrokken.
Volgens een politierapportage van 15 januari 2016 zijn in de periode van eind september 2015 tot begin januari 2016 opnieuw incidenten in en rond het café geconstateerd. Op grond van een aantal van die incidenten heeft de burgemeester het café bij het besluit van 26 februari 2016 voor de duur van drie maanden gesloten verklaard. Bij het besluit van 1 juni 2016 heeft de burgemeester dit besluit, mede op grond van een door de politie opgestelde bestuurlijke rapportage van 13 april 2016, gehandhaafd.
2.    De burgemeester betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat ten aanzien van de aan de geslotenverklaring ten grondslag gelegde incidenten van voor 14 februari 2016 niet gesproken kan worden van zodanige bedreiging of mishandeling dat deze incidenten, op zichzelf genomen dan wel in samenhang bezien, als een ernstige verstoring van de openbare orde kunnen worden aangemerkt die een tijdelijke sluiting van het café rechtvaardigt. Hiertoe voert hij aan dat uit de incidenten een structurele verstoring van de openbare orde blijkt die gelet op de van toepassing zijnde Beleidsregels toegangscontrole horecabedrijven en direct aan horecabedrijven te relateren overlast gemeente Venlo (hierna: de Beleidsregels) als ernstig kan worden aangemerkt en sluiting van het café rechtvaardigt. Voorts betoogt de burgemeester dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij de incidenten van na 14 februari 2016 ten onrechte bij het besluit van 1 juni 2016 heeft betrokken. Hiertoe voert hij aan dat hij de incidenten van na 14 februari 2016 in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar bij het besluit van 1 juni 2016 mocht betrekken.
2.1.    Artikel 2:29g luidt: "Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken, indien:
[…]
d. zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
[…]."
Artikel 2:29i, eerste lid, luidt: "De burgemeester kan een inrichting - al dan niet voor een bepaalde duur - gesloten verklaren:
[…]
c. indien de burgemeester oordeelt, dat een van de in artikel 2:29g genoemde situaties waarbij intrekking van de vergunning mogelijk is, zich voordoet."
De Beleidsregels luiden als volgt: "[…] Horecaondernemers en leidinggevenden dienen er op toe te zien dat er, in of vanuit hun inrichting, geen activiteiten plaatsvinden, die een gevaar (kunnen) opleveren voor de openbare orde en veiligheid. Als er zich in of vanuit een horeca-inrichting een ernstige verstoring van de openbare orde voordoet in de vorm van bijvoorbeeld grootschalige vechtpartijen, mishandeling of anderszins toebrengen van letsel, bedreiging of illegaal wapenbezit, dan zal hiertegen streng opgetreden worden.
[…]
Indien geconstateerd wordt dat horecaondernemers handelen in strijd met de geldende APV-bepalingen, waarbij hen ernstige nalatigheid verweten kan worden en/of er een gewettigde vrees ontstaat dat geopend blijven van de inrichting een gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid, wordt handhavend opgetreden door gebruik te maken van de ter beschikking staande bevoegdheden. De burgemeester van Venlo wordt in kennis gesteld van hetgeen geconstateerd is. De burgemeester kan het horecabedrijf vervolgens (tijdelijk) gesloten verklaren:
[…]
1ste overtreding: 1 maand sluiten […]
2de overtreding: 3 maanden sluiten
3de overtreding: intrekken exploitatievergunning
Er zal overeenkomstig deze beleidsregels worden gehandeld, zonder dat er een waarschuwing gegeven wordt. Voor de opbouw van maatregelen naar aanleiding van bij herhaling geconstateerde overtredingen geldt de periode van één jaar. Indien tijdens de periode dat een maatregel geldt opnieuw een overtreding wordt begaan, gaat de volgende maatregel na afloop van de vorige in. […]"
2.2.    De bevoegdheid tot het gesloten verklaren van een horeca-inrichting als bedoeld in artikel 2:29i, eerste lid, van de APV is een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester. De burgemeester heeft een ruime mate van beoordelings- en beleidsruimte.
2.3.    Naar het oordeel van de Afdeling mocht de burgemeester de zes aan het besluit van 26 februari 2016 ten grondslag gelegde incidenten van voor 14 februari 2016, in samenhang bezien, aanmerken als ernstige verstoring van de openbare orde die tijdelijke sluiting van het café rechtvaardigt. Het gaat om mondelinge bedreiging van de portier van het café door een uit het café verwijderde klant op 27 september 2015, het uitdelen van een vuistslag aan een lastige bezoeker door een medewerker van het café op 25 oktober 2015, het uitdelen van een kopstoot door een bezoeker aan een andere bezoeker op 31 oktober 2015, een opstootje met een groot aantal personen voor het café op 18 december 2015, ordeverstoring op de openbare weg door een uit het café verwijderde bezoeker op 1 januari 2016 en het slaan van twee bezoekers door een andere bezoeker op 6 februari 2016. Niet in geschil is dat deze incidenten hebben plaatsgevonden. De incidenten staan voorts in een directe relatie tot het café. Bij een aantal van deze incidenten was voorts sprake van bedreiging of mishandeling, vermeld in de ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheid tot geslotenverklaring van een horeca-inrichting opgestelde Beleidsregels. De stellingen van [wederpartij] dat de ernst van de incidenten gering was, dat hij niet verantwoordelijk is voor wat zich buiten het café afspeelt en dat hij alles heeft gedaan wat van hem kon worden verwacht om incidenten te voorkomen, leiden, gelet op het aantal incidenten en de hiervoor weergegeven aard ervan, niet tot een ander oordeel.
Reeds hierom slaagt het betoog. Gelet hierop wordt niet toegekomen aan de vraag of de burgemeester de incidenten van na 14 februari 2016 bij het besluit van 1 juni 2016 mocht betrekken.
3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, het besluit van 1 juni 2016 heeft vernietigd, het besluit van 26 februari 2016 heeft herroepen en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog ongegrond verklaren.
Het voorgaande betekent dat de burgemeester de geslotenverklaring van 26 februari 2016 alsnog kan effectueren. De burgemeester heeft ter zitting van de Afdeling medegedeeld dat deze effectuering wellicht op alternatieve wijze zal plaatsvinden.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 19 juli 2016 in zaak nrs. 16/1960 en 16/1961, voor zover de voorzieningenrechter het beroep in die zaak gegrond heeft verklaard, het besluit van de burgemeester van Venlo van 1 juni 2016 heeft vernietigd, het besluit van de burgemeester van 26 februari 2016 heeft herroepen en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
III.    verklaart het beroep in die zaak ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Borman    w.g. Hartsuiker
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2017
620.