201602965/1/A3.
Datum uitspraak: 30 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
JVH gaming & entertainment B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 maart 2016 in zaak nr. 15/2538 in het geding tussen:
JVH
en
de burgemeester van Emmen.
Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2015 heeft de burgemeester een aanvraag van JVH om een aanwezigheidsvergunning voor een speelautomatenhal afgewezen.
Bij uitspraak van 14 maart 2016 heeft de rechtbank het door JVH daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft JVH hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaken nrs. 201602962/1/A3 en 201602965/1/A3 gevoegd ter zitting behandeld op 22 mei 2017, waar JVH, vertegenwoordigd door mr. S.M.J. van Groenendael, bijgestaan door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. G.J.P.E. Wilms en mr. J. de Boer, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Nadat de burgemeester eind 2013 bekend heeft gemaakt dat een vergunning voor een speelautomatenhal kan worden aangevraagd, heeft hij vier aanvragen voor die vergunning ontvangen, waaronder van JVH en van Awec Sandur B.V.. Bij onderscheiden, gelijkluidende brieven van 13 mei 2014 heeft de burgemeester de vier aanvragers bericht dat de vergunning voor een speelautomatenhal in Emmen wordt verleend aan Awec Sandur, mits een positief Bibob-advies wordt verkregen en de bestemmingsplanwijziging wordt gerealiseerd. JVH heeft daartegen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft de burgemeester de procedure voortgezet als uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en daartoe de brief van 13 mei 2014 gekwalificeerd als ontwerpbesluit en het bezwaarschrift van JVH als zienswijze daarop. Het door JVH gemaakte bezwaar heeft de burgemeester daarom niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 25 juni 2015 heeft de rechtbank het daartegen door JVH ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hangende het beroep heeft de burgemeester bij besluit van 19 mei 2015, kenmerk 15.043072-54262, aan Awec Sandur een aanwezigheidsvergunning voor een speelautomatenhal verleend voor de locatie Parc Sandur, Sandurdreef 5 te Emmen
Bij besluit van 19 mei 2015, kenmerk 15.045067, heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat de zienswijze van JVH niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van Awec Sandur en dat de zienswijze niet leidt tot een ander inzicht omtrent de beoordeling van de aanvragen, zoals hij heeft verwoord in zijn brief van 13 mei 2014. De burgemeester wijst daarom de aanvraag van JVH om een aanwezigheidsvergunning voor een speelautomatenhal af.
De rechtbank heeft het door JVH tegen dat besluit van 19 mei 2015 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat daarmee niet meer bereikt kan worden dat de aanwezigheidsvergunning aan haar wordt verleend. JVH kan zich daar niet in vinden en komt daartegen in hoger beroep.
2. Met de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201602962/1/A3 is de verlening van de aanwezigheidsvergunning voor een speelautomatenhal aan Awec Sandur in rechte onaantastbaar geworden. Uit die uitspraak volgt dat de burgemeester, na afweging van de aanvraag van Awec Sandur ten opzichte van die van JVH, op goede gronden de vergunning heeft verleend aan Awec Sandur. Met de verlening van de vergunning aan Awec Sandur is het op grond van artikel 3.16, aanhef en onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2012 geldende maximum van drie toegestane speelautomatenhallen bereikt. Dientengevolge kan JVH met dit hoger beroep niet meer bereiken dat haar een vergunning voor een speelautomatenhal wordt verleend. JVH heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van dit hoger beroep.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Deventer-Lustberg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2017
587.