ECLI:NL:RVS:2017:2385

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
201606844/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke toetsing van plaatsingsplan voor ondergrondse restafvalcontainers in Utrecht

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, waarbij een plaatsingsplan voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC’s) is vastgesteld. Het college heeft op 12 april 2016 besloten om een ORAC te plaatsen op locatie 42, Mr. Sickeszlaan ter hoogte van nummer 27. Dit besluit is door appellanten, wonend in de nabijheid, bestreden. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 1 augustus 2016, waarin hun bezwaren ongegrond zijn verklaard. De appellanten stellen dat de locatie overbodig is en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de noodzaak van deze plaatsing, gezien de nabijheid van andere ORAC-locaties.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 augustus 2017 ter zitting behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij zij onder andere wijzen op verkeersveiligheid en de mogelijke overlast door de plaatsing van de ORAC. Het college heeft in zijn verdediging gesteld dat de keuze voor locatie 42 is gemaakt op basis van richtlijnen en dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de afstanden tussen de ORAC’s. De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten tegen de keuze van de locatie beoordeeld en geconcludeerd dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellanten niet hebben aangetoond dat de gekozen locatie ongeschikt is en dat de vrees voor verkeersonveilige situaties niet voldoende onderbouwd is. De Afdeling heeft de beroepen van beide appellanten ongegrond verklaard, waarmee het besluit van het college in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 6 september 2017.

Uitspraak

201606844/1/A1.
Datum uitspraak: 6 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Utrecht,
2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Utrecht,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2016 heeft het college een plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s).
Bij afzonderlijke besluiten van 1 augustus 2016 heeft het college het daartegen door [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] ingediende bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten hebben [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2017, waar [appellanten sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. E. van Kampen, [appellanten sub 2], vertegenwoordigd door mr. E.T. Stevens, en het college, vertegenwoordigd door D. Krak, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij besluit van 12 april 2016 is onder meer besloten een ORAC te plaatsen op locatie 42, Mr. Sickeszlaan ter hoogte van nummer 27.
[appellant sub 2A] is woonachtig aan de [locatie 1], [appellant sub 2B] is woonachtig aan de [locatie 2] en [appellanten sub 1] zijn woonachtig aan de [locatie 3].
Het beroep van [appellanten sub 1]
2.      [appellanten sub 1] betogen dat locatie 42 overbodig is, nu deze op zeer korte afstand van de locaties 50 en 47 is gelegen. Volgens [appellanten sub 1] is er onvoldoende onderzoek gedaan naar het nut en de noodzaak van locatie 42. Nu er op korte afstand van elkaar twee locaties zijn aangewezen voor ORAC’s komt er bovendien een onevenredige druk te staan op dit gedeelte van de buurt, aldus [appellanten sub 1].
2.1.    Artikel 4, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Utrecht 2010 luidt: "De inzameling kan plaatsvinden via:
(…)
b. een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;
(…)."
Lid 2 luidt: "Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt."
Artikel 10 luidt:" (…)
3. Het college kan regels stellen omtrent het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of inzamelvoorziening.
4. Het college kan regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden."
2.2.    Bij de vaststelling van het plaatsingsplan heeft het college de richtlijnen bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in "Het Nieuwe Inzamelen" gehanteerd.
De belangrijkste richtlijnen houden in:
"- de ORAC is goed bereikbaar voor het inzamelvoertuig;
- de ORAC past logisch in het inrichtingsplan;
- nabijgelegen woningen ondervinden geen grote belemmeringen van het uitzicht. De ORAC’s zijn niet hoger dan 1,15 meter;
- verkeer en voetgangers worden niet belemmerd;
- de ORAC is goed bereikbaar voor alle woningen;
- de loopafstand naar de ORAC is vrijgegeven. De streefafstand is 125 meter;
- de afstand van de ORAC tot de erfgrens bedraagt minimaal 2 meter;
- de afstand van de ORAC tot de gevel van een woning bedraagt 3 meter. Van deze regel kan afgeweken worden indien het een dichte muur betreft, in dat geval kan de afstand minimaal 2 meter zijn;
- bij voorkeur wordt een ORAC niet geplaatst aan de zuidwestkant van tuinen waar een terras is aangelegd. In Nederland komt de wind vaak uit zuidwestelijke richting. Een container aan de zuidwestkant kan dan stankoverlast veroorzaken."
2.3.    Bij de keuze van een locatie voor ORAC's dient het college een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plaatsingsplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.
2.4.    Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de keuze voor locatie 42 onderzoek is gedaan naar de afstanden tussen de ORAC’s. De praktijk wijst volgens het college uit dat veel gebruik wordt gemaakt van de ORAC’s die daardoor snel vol raken. Door de hoeveelheid ORAC’s te vergroten wordt de overlast minder. Om die reden heeft het college ervoor gekozen locatie 42 nabij de locaties 47 en 50 te plaatsen. Het college heeft voorts toegelicht dat in de Mr. Sickeszlaan in eerste instantie is gezocht naar een locatie buiten de rijbaan in de groenstrook. Dat bleek niet mogelijk vanwege de aanwezigheid van kabels, leidingen en grote bomen. Ook de voorheen geplande locatie op de kruising van de Mr. Sickeszlaan en de Prof. Ritzema Boslaan is om die reden ongeschikt gebleken. Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft het college in hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd met betrekking tot de nabijheid van de locaties 47 en 50 in redelijkheid geen aanleiding hoeven vinden om af te zien van de aanwijzing van locatie 42 voor de plaatsing van een ORAC.
Het betoog faalt.
3.    Voorts voeren [appellanten sub 1] aan dat locatie 42 vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid ongeschikt is voor het plaatsen van een ORAC. In de praktijk komen veel mensen met de auto naar de ORAC, terwijl ter plaatse geen parkeermogelijkheid aanwezig is. De Mr. Sickeszlaan betreft een drukke doorgaande straat met een belangrijke doorstroomfunctie. Locatie 42 is gelegen nabij de uitrit van de wijk. Bij het legen van de ORAC zal de doorstroom van en naar de wijk dan ook worden geblokkeerd, hetgeen verkeersonveilige situaties met zich zal brengen. [appellanten sub 1] verwijzen in dit verband naar een rapport van de Verkeersdeskundige van 17 november 2016. Hierin is geconcludeerd dat locatie 42 met zich brengt dat de bovenbouw van de ORAC grotendeels op de rijbaan komt te staan, waardoor deze een obstakel vormt en met name tijdens donkere uren en bij slecht weer leidt tot verkeersonveilige situaties. Voorts leidt deze locatie tot mogelijke verkeersproblemen, zoals een blokkade van het kruisingsvlak van de Dr. H. Th. ’s Jacoblaan en de Mr. Sickeszlaan, waardoor verkeer wordt gestremd. Met name de verplichte rijrichting de Dr. H. Th. ’s Jacoblaan uit naar de Mr. Sickeszlaan en het opstellen van auto’s en ledigende voertuigen op de rijbaan bij de ORAC, waar ook geparkeerde auto’s aan een zijde van de weg op de rijbaan staan, leiden volgens het rapport tot tijdelijke verkeersproblemen in de doorstroming. Een betere locatie voor de ORAC is de Mr. Sickeszlaan nabij de aansluiting met de Regentesselaan, waar de verplichte rijrichting op de Regentesselaan van de Mr. Sickeszlaan af is, waardoor de kans op blokkades aanzienlijk kleiner is. Voorts is volgens [appellanten sub 1] aan te bevelen een opstelplaats bij de ORAC buiten de rijbaan aan te leggen. Deze kan worden gebruikt voor zowel het voertuig dat de containers komt legen als parkerende auto’s die hun afval komen deponeren, aldus [appellanten sub 1].
3.1.    Het college heeft in de vrees van [appellanten sub 1] voor verkeersonveilige situaties vanwege de omstandigheid dat de bovenbouw van de ORAC op de rijbaan komt te staan geen aanleiding hoeven zien voor een wijziging van de locatie voor de plaatsing van de ORAC. In dit verband heeft het college van belang kunnen achten dat de Mr. Sickeszlaan een erftoegangsweg betreft met een snelheidsregime van 30 km/uur en dat reflectiepalen zullen worden geplaatst om het zicht op de locatie tijdens donkere uren en bij slechte weersomstandigheden te verbeteren.
Met betrekking tot het standpunt van [appellanten sub 1] omtrent de blokkade die kan ontstaan tijdens het legen van de ORAC heeft het college voorts in redelijkheid van belang kunnen achten dat geen sprake is van een doorgaande weg, maar een 30 km/uur straat in een woonwijk, waardoor de intensiteit en snelheid van het verkeer laag zijn. Voorts heeft het college van belang kunnen achten dat de vrachtwagen de ORAC slechts eenmaal per week leegt, zodat de kans op opstoppingen gering is.
Voorts heeft het college zich ten aanzien van het standpunt van [appellanten sub 1] dat de Mr. Sickeszlaan nabij de aansluiting met de Regentesselaan een betere locatie voor de plaatsing van de ORAC is, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat die locatie door de vrachtwagen op dezelfde manier als ter plaatse van locatie 42 tijdelijk geblokkeerd zou worden, zodat daar eveneens een risico op blokkades bestaat.
Voor zover [appellanten sub 1] betogen dat het is aan te bevelen bij de ORAC buiten de rijbaan een opstelplaats aan te leggen, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet in de verwachting ligt dat men van maximaal 125 meter afstand met de auto afval komt brengen. Voorts zal het stoppen om uit te laden kortdurend zijn en niet leiden tot opstoppingen, omdat een auto de kruising niet zal blokkeren.
Gelet op het vorenstaande heeft het college in hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd met betrekking tot de verkeersveiligheid in redelijkheid geen aanleiding hoeven vinden om af te zien van de aanwijzing van locatie 42 voor de plaatsing van een ORAC.
Het betoog faalt.
4.    Het beroep van [appellanten sub 1] is ongegrond.
Het beroep van [appellanten sub 2]
5.    [appellanten sub 2] wijzen erop dat locatie 42 in de buurt van de bestaande locatie 50 ligt. Het college heeft zich volgens hen ten onrechte op het standpunt gesteld dat een ORAC snel vol kan raken zodat het goed is dat op korte afstand nog een ORAC aanwezig is. Het is [appellanten sub 2] niet gebleken dat het college in dit specifieke geval heeft onderzocht of de bestaande ORAC op locatie 50 onvoldoende capaciteit heeft. [appellanten sub 2] stellen zich op het standpunt dat er geen directe noodzaak bestaat voor de plaatsing van de ORAC op locatie 42.
5.1.    Zoals de Afdeling hiervoor onder 2.4. heeft overwogen, heeft het college in hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd met betrekking tot de noodzaak van het aanwijzen van locatie 42 voor de plaatsing van een ORAC in verband met de nabijheid van bestaande locatie 50 in redelijkheid geen aanleiding hoeven vinden om af te zien van het aanwijzen van locatie 42.
Het betoog faalt.
6.    [appellanten sub 2] vrezen voorts voor het ontstaan van verkeersonveilige situaties wanneer het afval per auto naar de ORAC wordt gebracht. Er bevinden zich naast de ORAC op locatie 42 geen parkeerplaatsen, zodat het brengen van afval per auto niet op veilige wijze kan worden afgewikkeld. Daarnaast kan het legen van de ORAC’s leiden tot een blokkade in de verkeersstroom van en naar de wijk, nu de Mr. Sickeszlaan een doorgaande straat betreft met een belangrijke doorstroomfunctie. Volgens [appellanten sub 2] is dit aspect ten onrechte niet door het college onderzocht.
6.1.    Zoals de Afdeling hiervoor onder 3.1. heeft overwogen, heeft het college in hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd met betrekking tot de verkeersveiligheid in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om locatie 42 niet aan te wijzen voor de plaatsing van een ORAC.
Het betoog faalt.
7.    Het beroep van [appellanten sub 2] is ongegrond.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Van Sloten    w.g. Melenhorst
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2017
490.