ECLI:NL:RVS:2017:2392

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
201606559/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging voor gesubsidieerde rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 30 juni 2016. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat de Raad voor Rechtsbijstand op 29 juli 2015 zijn aanvraag voor een toevoeging voor gesubsidieerde rechtsbijstand had afgewezen. De Raad voor Rechtsbijstand herzag dit besluit op 19 november 2015, maar weigerde een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de bestuurlijke voorprocedure.

De Raad voor Rechtsbijstand stelde dat de werkzaamheden waarvoor de toevoeging was aangevraagd, al onder een eerder verstrekte toevoeging vielen. [Appellant] was het hier niet mee eens en stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Raad de kostenvergoeding had kunnen afwijzen. Hij betoogde dat de Raad de toevoeging niet had geweigerd vanwege onvoldoende informatie, maar omdat de procedure waarvoor hij om toevoeging vroeg, samenhing met een andere procedure waarvoor al een toevoeging was verstrekt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand het verzoek om kostenvergoeding terecht had afgewezen. De Raad had de aanvraag van [appellant] correct geïnterpreteerd en was niet gehouden om de kosten van de bestuurlijke procedure te vergoeden. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 september 2017, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201606559/1/A2.
Datum uitspraak: 6 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 30 juni 2016 in zaak nr. 16/147 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2015 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om toevoeging voor gesubsidieerde rechtsbijstand door een advocaat afgewezen.
Bij besluit van 19 november 2015 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 29 juli 2015 herroepen en bepaald dat aan [appellant] een toevoeging zal worden verleend. Het verzoek van [appellant] om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bestuurlijke voorprocedure heeft de raad afgewezen.
Bij mondelinge uitspraak van 30 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van die uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1.    De raad heeft de aanvraag bij het besluit van 29 juli 2015 afgewezen, omdat de werkzaamheden voor het geding waar de toevoeging op ziet, vallen onder een eerder verstrekte toevoeging. Aan het besluit van 19 november 2015 heeft de raad ten grondslag gelegd dat de inhoud van het bezwaarschrift aanleiding is het besluit van 29 juli 2015 te herroepen en de toevoeging af te geven. Het verzoek om een kostenvergoeding heeft de raad afgewezen, omdat de raad zijn beslissing niet heeft herroepen wegens een aan de raad te wijten onrechtmatigheid, maar vanwege hetgeen [appellant] in bezwaar, na een verzoek om informatie, heeft aangevoerd.
2.    Het geschil beperkt zich tot de vraag, of de raad de vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in de bestuurlijke voorprocedure heeft kunnen afwijzen.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad dit heeft kunnen doen. De rechtbank is eraan voorbijgegaan dat de raad de toevoeging niet heeft geweigerd omdat hij de raad onvoldoende informatie heeft verstrekt, maar omdat de procedure waarvoor om toevoeging was verzocht samenhangt met een procedure waarvoor reeds een toevoeging was verstrekt, aldus [appellant].
3.1.    Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de raad het verzoek heeft mogen afwijzen. Op het aanvraagformulier dat [appellant] bij de raad heeft ingediend is slechts vermeld dat het een verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis betreft. Omdat de raad eerder een toevoeging aan [appellant] heeft verleend voor gesubsidieerde rechtsbijstand door een advocaat in een strafzaak, heeft de raad de aanvraag aldus geïnterpreteerd, dat het verzoek om schadevergoeding met deze strafzaak verband houdt. [appellant] heeft in de bezwaarfase op verzoek van de raad om de gestelde schade te onderbouwen en toe te lichten informatie verstrekt. Dat de raad op basis van deze informatie het besluit van 29 juli 2015 heeft herroepen en een toevoeging heeft verstrekt, maakt niet dat sprake is van een aan de raad te wijten of toe te rekenen onrechtmatigheid. De raad was niet gehouden de kosten die [appellant] in de bestuurlijke voorprocedure heeft gemaakt, te vergoeden.
Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Dijkshoorn
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2017
735.