201608102/1/A1.
Datum uitspraak: 6 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], handelend onder de naam Zon Webwinkels, wonend te Emmen (hierna: Zon Webwinkels),
appellant,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2016 heeft de staatssecretaris aan Zon Webwinkels een last onder dwangsom opgelegd in verband met een overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (hierna: Rgseea).
Bij besluit van 24 oktober 2016 heeft de staatssecretaris het door Zon Webwinkels hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Zon Webwinkels beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Zon Webwinkels heeft een nader stuk ingediend
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2017, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. S.J.D. Eillyas en ing. C.J.A. Huijbregts, is verschenen.
Overwegingen
1. Aan Zon Webwinkels is een last onder dwangsom opgelegd nadat de douane had vastgesteld dat de gemeten concentratie lood in door dit bedrijf ingevoerde USB-laders voor e-sigaretten van het type LDT-12E (hierna: de USB-laders) hoger is dan toegestaan. Volgens Zon Webwinkels is deze last ten onrechte opgelegd omdat het bedrijf de USB-laders niet heeft ontvangen.
2. Zon Webwinkels betoogt dat de staatssecretaris de last ten onrechte heeft opgelegd omdat het bedrijf de USB-laders niet heeft ontvangen en deze dus ook niet kan vernietigen. De staatsecretaris heeft zijn besluit volgens Zon Webwinkels niet mogen baseren op gegevens van FedEx, omdat FedEx vaker fouten maakt. Dat dat ook nu het geval is, blijkt volgens Zon Webwinkels uit de omstandigheid dat er voor de ontvangst van maar één doos zou zijn getekend, terwijl de zending uit meer dozen bestond. Dat is zeer ongebruikelijk volgens Zon Webwinkels.
2.1. De staatssecretaris heeft zich in het besluit van 24 oktober 2016 op het standpunt gesteld dat de last terecht is opgelegd omdat Zon Webwinkels op 26 mei 2016 de USB-laders die niet voldoen aan artikel 3, lid, 1, van de Rgseea in bezit heeft gekregen en Zon Webwinkels daarom de verantwoordelijkheid heeft om maatregelen te nemen om te voorkomen dat deze producten alsnog op de Europese markt worden aangeboden. De staatssecretaris heeft daartoe redengevend geacht dat uit de commercial invoice op naam van Zon Webwinkels met contactpersoon "[naam]" en uit de Package Inquiry van FedEx van 7 september 2016 blijkt dat de desbetreffende zending bestond uit twee pakketten met tracking nummers [nummer A] en [nummer B]. Voorts blijkt volgens de staatssecretaris uit de Package Inquiry dat de twee pakketten op 26 mei 2016 zijn bezorgd op het adres Chalcedondreef 2 te Emmen, waar volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel de eigenaar van Zon Webwinkels woont. Uit een bewijs van aflevering van 17 juni 2016 blijkt dat "[naam]" in ieder geval heeft getekend voor ontvangst van het pakket met nummer [nummer A], uit welk pakket de douane volgens de Package Inquiry de monsters van de USB-laders heeft genomen. Verder heeft FedEx, zo vervolgt de staatssecretaris, verklaard dat bij de bezorging van twee pakketten uit één zending alleen voor het eerste pakket moet worden getekend en dat FedEx geen goederen uit de pakketten heeft gehaald of goederen zelfstandig of in opdracht van Zon Webwinkels heeft teruggestuurd naar het land van herkomst. Evenmin hebben Zon Webwinkels of de leverancier melding gemaakt bij FedEx van niet-ontvangen of vermiste goederen. Zon Webwinkels heeft geen bewijsstukken, zoals correspondentie met de leverancier of met FedEx, overgelegd waaruit blijkt dat het bedrijf de USB laders niet heeft ontvangen, aldus de staatssecretaris.
2.2. Hetgeen Zon Webwinkels in beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte de last onder dwangsom aan hem heeft opgelegd. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd op grond waarvan hij concludeert dat de USB-laders op 26 mei 2016 in het bezit zijn gekomen van Zon Webwinkels. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat Zon Webwinkels het pakket met tracking nummer [nummer A] heeft ontvangen. Uit de Package Inquiry van Fedex blijkt dat de douane uit dat pakket, en niet uit het pakket met tracking nummer [nummer B], monsters heeft genomen. Daaruit moet worden geconcludeerd dat Zon Webwinkels de USB-laders heeft ontvangen. Bovendien volgt uit de uitleg van Fedex over de werkwijze bij de bezorging van zendingen bestaande uit meerdere pakketten dat indien voor ontvangst van het hoofdpakket is getekend, ook de overige pakketten behorende tot die zending zijn ontvangen. Tot slot wordt opgemerkt dat Zon Webwinkels ook in beroep zijn stelling dat de USB laders nooit zijn ontvangen en dat de gegevens van FedEx waarop de staatssecretaris zijn besluit heeft gebaseerd onjuist zijn, niet met bewijsstukken heeft gestaafd.
Het betoog faalt.
3. Zon Webwinkels heeft het betoog dat producten van andere merken met vergelijkbare hoeveelheden lood als aangetroffen in de USB-laders wel worden toegelaten, niet met bewijsstukken heeft onderbouwd. Reeds daarom slaagt het beroep van Zon Webwinkels op het gelijkheidsbeginsel niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, griffier.
w.g. Van der Spoel
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2017
595.