ECLI:NL:RVS:2017:2431
Raad van State
- Hoger beroep
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de vreemdeling is opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod is uitgevaardigd. Het terugkeerbesluit is genomen op 8 augustus 2016. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 4 juli 2017 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 september 2017 uitspraak gedaan. De vreemdeling betoogde dat hij, ondanks zijn uitzetting, nog steeds belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij schade heeft geleden door het terugkeerbesluit. De Raad van State oordeelde echter dat het terugkeerbesluit is uitgewerkt door de uitzetting en dat de vreemdeling niet heeft geconcretiseerd waaruit de door hem geleden schade bestaat. Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang bij het hoger beroep tegen de ongegrondverklaring van het beroep tegen het terugkeerbesluit.
Wat betreft het inreisverbod oordeelde de Raad van State dat de aangevoerde argumenten niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kunnen leiden. De vragen die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, zijn niet van belang voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen. De Raad van State verklaarde het hoger beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.