ECLI:NL:RVS:2017:2469

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
201607132/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor horecagelegenheid te Haren

Op 13 september 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren van Appartement 1, Complex Rijkstraatweg/hoek Vondellaan (hierna: de VvE) tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 augustus 2016. De zaak betreft de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Haren aan Havanka B.V. voor het oprichten van een horecagelegenheid op het perceel naast Vondellaan 6 te Haren. De VvE, die zich zorgen maakt over de impact van de horecagelegenheid op het woon- en leefklimaat van haar leden, heeft hoger beroep ingesteld nadat de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde.

De Afdeling heeft de zaak op 8 augustus 2017 ter zitting behandeld. De VvE was vertegenwoordigd door een gemachtigde en mr. A. Barada, terwijl het college werd vertegenwoordigd door W.A. Holtjer. Havanka B.V. was ook aanwezig. De VvE betoogde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de mogelijke geluidsoverlast en de gevolgen voor het woonklimaat. Het college stelde echter dat het bouwplan in overeenstemming is met de geldende geluidsnormen en dat er geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zal plaatsvinden.

De Afdeling oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, aangezien het akoestisch onderzoek aantoont dat de horecagelegenheid voldoet aan de geluidsnormen in de normale bedrijfssituatie. De VvE had niet aangetoond dat er in die situatie sprake zou zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van de VvE werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201607132/1/A1.
Datum uitspraak: 13 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Vereniging van Eigenaren van Appartement 1, Complex Rijkstraatweg/hoek Vondellaan (hierna: de VvE), gevestigd te Haren,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 augustus 2016 in zaak nr. 16/476 in het geding tussen:
de VvE
en
het college van burgemeester en wethouders van Haren.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2015 heeft het college aan Havanka B.V. omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een horecagelegenheid op het perceel naast Vondellaan 6 (B B) te Haren, kadastraal bekend als Haren Gn, sectie M, nummer 3245 (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 9 augustus 2016 heeft de rechtbank het door de VvE daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de VvE hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De VvE en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2017, waar de VvE, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. A. Barada, rechtsbijstandverlener, en het college, vertegenwoordigd door W.A. Holtjer, zijn verschenen. Ter zitting is tevens gehoord Havanka B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
Inleiding
1.    Havanka B.V. heeft een aanvraag ingediend voor het bouwen van een horecagelegenheid, bestaande uit twee verdiepingen op het perceel. In de achtergevel van het pand wordt op de eerste verdieping een schuifpui aangebracht. De leden van de VvE wonen in het complex naast het perceel. De VvE vreest dat het woon- en leefklimaat van haar leden door de komst van de horecagelegenheid zal worden aangetast.
2.    Het bouwplan is, naar ook niet in geschil is, in strijd met de beheersverordening "Kom Haren". In geschil is of het college in redelijkheid met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
Beoordeling van het hoger beroep
3.    Voor zover de VvE in hoger beroep aanvoert dat het bouwplan weliswaar geen dakterras omvat, maar een aanvraag daartoe in de toekomst zou kunnen worden ingediend en er dan weer een procedure moet worden gestart, overweegt de Afdeling dat de realisatie van een dakterras geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Er is daarvoor ook geen omgevingsvergunning verleend. De Afdeling betrekt hetgeen de VvE over het dakterras aanvoert, dan ook niet bij de beoordeling van het hoger beroep.
4.    De VvE betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende gewicht heeft toegekend aan haar belang bij een goed woon- en leefklimaat. Zij voert daartoe aan dat het college bij de beoordeling van de aanvraag had moeten uitgaan van het worst case scenario, namelijk dat tot diep in de nacht feesten worden gegeven, waarbij de schuifpui aan de achterzijde open zal staan.
4.1.    Het college heeft zich, onder verwijzing naar de van de vergunning onderdeel uitmakende ruimtelijke onderbouwing van 6 mei 2015, gewijzigd op 5 oktober 2015, en de Reactienota zienswijze van 1 december 2015, op het standpunt gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens het college is voor het bouwplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de geluidsnormen in verband met geluid uit de horecagelegenheid zelf. De horecagelegenheid wordt niet direct tegen het bestaande naastliggende pand gebouwd, maar staat daar net los van. Volgens het college zal geluidsoverlast uit de horecagelegenheid hierdoor nihil zijn. Het college heeft voorts aangegeven dat nooit vooraf met zekerheid kan worden gesteld dat geluidsoverlast ontstaat. Geluidsnormen met betrekking tot het geluid vanuit het pand zelf zijn vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de dag-, avond- en nachtperiode. 's Avonds en 's nachts mag er nauwelijks muziekgeluid hoorbaar zijn op straat of in aangrenzende woningen. Het Activiteitenbesluit milieubeheer biedt mogelijkheden voor de gemeente om maatwerkvoorschriften op te leggen. Dit zijn specifieke voor die inrichting geldende voorschriften. Dit kan een gedragsvoorschrift zijn, zoals het gesloten houden van ramen en deuren. Mocht het vanwege aanhoudende overlast nodig zijn, dan kan met een akoestisch onderzoek worden nagegaan of er een overschrijding van de norm is, en zo ja dan kan een gedragsvoorschrift worden opgelegd, aldus het college.
4.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college bij de beoordeling van de vraag of het bouwplan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de normale bedrijfssituatie, waarin de schuifpui gesloten is. De Afdeling acht daarbij van belang dat, zoals Havanka B.V. ter zitting van de Afdeling heeft verklaard, de schuifpui alleen wordt geopend om onderhoud te kunnen plegen aan de airconditioning en het platte dak, waar de schuifpui toegang tot geeft.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat uit het akoestisch onderzoek volgt dat de horecagelegenheid in de normale bedrijfssituatie, dus bij een gesloten schuifpui, voldoet aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en de VvE niet heeft gesteld dat in die situatie desondanks sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan niet leidt tot strijd met een goede ruimtelijke ordening, waarvan het woon- en leefklimaat onderdeel vormt.
Het betoog faalt.
Conclusie
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2017
473.