201704483/2/R3.
Datum uitspraak: 14 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Rotterdam,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], [verzoeker sub 2C], [verzoeker sub 2D] en [verzoeker sub 2E] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]), allen te Rotterdam,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Natuur- en recreatiegebied Schieveen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 augustus 2017, waar [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], bij monde van [verzoeker sub 2E] en [verzoeker sub 2C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, en ir. M.R. Heijbroek, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Stichting Christelijke Gemeente Nederland Rotterdam (CGN), vertegenwoordigd door [gemachtigden], [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan heeft betrekking op een groot deel van de polder Schieveen die aan de noordelijke zijde van Rotterdam ligt, direct ten noorden van Rotterdam-The Hague Airport. Met het plan wordt hoofdzakelijk beoogd een actuele juridisch-planologische regeling te bieden. Daarnaast is een beperkt aantal ontwikkelingen opgenomen die erop zijn gericht de natuur- en recreatieve waarden in het gebied te versterken.
De soortgelijke verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]
3. [verzoeker sub 2], die een glastuinbouwbedrijf aan de [locatie 1] uitoefent en ter plaatse een bedrijfswoning heeft, en [verzoeker sub 1] voeren bezwaren aan tegen de aanleg van watergangen en kaden zoals deze zijn voorzien in het Waterplan Polder Schieveen met bijbehorende waterplankaart, zoals deze is aangepast op 7 september 2016. Zij voeren aan dat de uitvoering van de werken en werkzaamheden inbreuk maakt op hun eigendomsrecht en leidt tot ongewenste vernatting van de polder. Ook hebben zij bezwaren tegen de aanleg van nieuwe wegen en paden die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt, omdat hun gronden hierdoor slechter bereikbaar kunnen worden. Volgens [verzoeker sub 1] wordt hiermee ook vooruitgelopen op nieuwe ontwikkelingen waarmee wordt beoogd nieuwe woningen mogelijk te maken langs de Oude Bovendijk.
3.1. Bij de behandeling van de verzoeken is van de zijde van de raad de toezegging gedaan dat hangende de beslissing van de Afdeling in de hoofdzaak geen uitvoering zal worden gegeven aan de in het waterplan met bijbehorende waterplankaart opgenomen werken, werkzaamheden en voorzieningen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Ook is toegezegd dat geen voorbereidende werkzaamheden die verband houden met het waterplan zullen worden verricht in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure. In verband hiermee ontberen de verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] in zoverre spoedeisend belang. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
Het verzoek van [verzoeker sub 1] voor het overige
4. Ter zitting heeft [verzoeker sub 1] te kennen gegeven dat zijn verzoek geen betrekking heeft op zijn in zijn beroepschrift aangevoerde grond die inhoudt dat het plan financieel niet uitvoerbaar is. Zijn verzoek ziet wel op het besluit van de raad om geen mogelijkheid in het plan op te nemen voor de bouw van een woning op zijn perceel ter hoogte van de Oude Bovendijk 243. Volgens [verzoeker sub 1] heeft de raad dit besluit onvoldoende gemotiveerd.
4.1. Het verzoek van [verzoeker sub 1] strekt ertoe dat door middel van een voorlopige voorziening de bouw van een woning op zijn perceel aan de Oude Bovendijk mogelijk wordt gemaakt waarin het bestemmingsplan niet voorziet. Een dergelijk verzoek is echter - behoudens bijzondere omstandigheden - te verstrekkend, aangezien ook de uitspraak van de Afdeling, gelet op de aard van de toetsing in de bodemprocedure, doorgaans niet zal strekken tot het zelfvoorziend vaststellen van een bestemming. [verzoeker sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die nopen tot een andere conclusie.
4.2. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
Het verzoek van [verzoeker sub 2] voor het overige
5. [verzoeker sub 2] heeft bezwaren tegen de bouwvlakken op de gronden met de bestemming "Agrarisch" aan de [locatie 2] in het uiterste zuidoosten van het plangebied. Zij heeft bezwaren tegen de mogelijkheid om hier bedrijfsgebouwen op te richten, omdat hierdoor volgens haar teeltschade voor haar glastuinbouwbedrijf kan ontstaan als gevolg van schaduwwerking. Voorts heeft zij hiertegen bezwaar omdat deze bouwvlakken niet uitsluiten dat ter plaatse een schapenstal wordt gebouwd. De voorziene bedrijfsgebouwen zijn ook in strijd met de door het college van burgemeester en wethouders in verband met het nieuwe tracébesluit A16 Rotterdam gemaakte afspraken en de bedrijfsgebouwen tasten haar woongenot aan.
5.1. Verweerder stelt dat de stal voor 800 schapen ten behoeve van de zogeheten belevenisboerderij op de nieuwe locatie aan de Oude Bovendijk 220 aanvankelijk op bedoelde locatie nabij het glastuinbouwbedrijf van [verzoeker sub 2] was voorzien, maar dat hiervan is teruggekomen. Thans is het de bedoeling de schapenstal buiten het plangebied te vestigen, namelijk in de noordoostelijke oksel van het knooppunt A13/A16. De bouwvlakken aan de [locatie 2] zijn bedoeld voor het bedrijf van [bedrijf] dat dient te worden verplaatst voor de aanleg van de A13-A16 en waarvoor vervangende nieuwbouw nodig is voor het stallen van landbouwmachines.
5.2. Ingevolge artikel 3.2.2 van de planregels, dat betrekking heeft op de bestemming "Agrarisch", mag de goothoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter. Ingevolge artikel 3.3.2, aanhef en onder a en b, mag het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning hiervan afwijken en een goothoogte van niet meer dan 8 meter en een bouwhoogte van niet meer dan 12 meter toestaan. Vaststaat dat de bouwvlakken voor de voorziene bedrijfsgebouwen op een afstand van ongeveer 48 meter liggen vanaf het glastuinbouwbedrijf van [verzoeker sub 2]. De afstand tot de woning van [verzoeker sub 2] is groter. Verweerder heeft verder aangevoerd dat ook in de winter (op 21 december) de zon hoger staat dan de toegestane bouwhoogte. In verband met het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad ervan heeft kunnen uitgaan dat geen onaanvaardbare schaduwhinder zal ontstaan op de percelen van [verzoeker sub 2] en dat haar woongenot door de voorziene bedrijfsgebouwen niet onevenredig zal worden aangetast. Voorts is niet gebleken dat de voorziene bedrijfsgebouwen in strijd zijn met de door het college overeengekomen afspraken vanwege de A16 Rotterdam. Overigens is ter zitting door [bedrijf] toegezegd dat hij vooralsnog in afwachting van de beslissing van de Afdeling in de hoofdzaak uitsluitend een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op één bouwvlak zal indienen ten behoeve van één schuur ter vervanging van de huidige te slopen schuur.
5.3. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
6. [verzoeker sub 2] heeft verder bezwaren tegen de plandelen met de bestemmingen "Gemengd-2" en "Tuin" die zien op het perceel [locatie 3]. Dit perceel gaat gebruikt worden door de CGN die voorheen op het perceel [locatie 4] gevestigd was. [verzoeker sub 2] voert aan dat de activiteiten van het kerkgenootschap niet stroken met de doelstellingen van het plan, die bestaan uit natuurontwikkeling en stadslandbouw met een recreatieve en educatieve factor. Verder stelt [verzoeker sub 2] dat onvoldoende rekening is gehouden met de verkeersaantrekkende werking van het activiteitencentrum en dat ten onrechte hiernaar geen onderzoek is ingesteld. Er is door de raad geen reden gegeven waarom geen onderzoek is gedaan.
6.1. Volgens de raad zijn de activiteiten van het kerkgenootschap op het perceel niet in strijd met de bestemmingsomschrijving in de planregels. In de plantoelichting zal een meer uitgebreide beschrijving van de activiteiten op het perceel worden opgenomen. Verder mag worden aangenomen dat er geen relevante toename van het verkeer over de Oude Bovendijk zal plaatsvinden. Bovendien dient het parkeren zo veel mogelijk op eigen terrein te gebeuren.
6.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de op het perceel [locatie 3] voorgenomen activiteiten van het kerkgenootschap, gelet op het beoogde gemengde karakter van de polder Schieveen met een accent op recreatie, passen in de omschrijving van de bestemming "Gemengd-2" in artikel 6.1 van de planregels waarin maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende functies, zoals onder meer vergaderruimten en tentoonstellingsruimten, zijn toegestaan.
Het plan voorziet in een verplaatsing van de activiteiten van het kerkgenootschap van de CGN van de [locatie 4] naar de [locatie 3]. CGN heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij voorshands niet voornemens is de bebouwing dan wel haar activiteiten op het perceel uit te breiden. Anders dan op de locatie [locatie 4], is er op de nieuwe locatie ruimte aanwezig om motorvoertuigen te parkeren op eigen terrein.
Op grond van het verhandelde ter zitting moet worden aangenomen dat het desbetreffende wegvak van de Oude Bovendijk 5,50 tot 6.00 meter breed is. Gelet hierop en gelet op de intensiteit waarmee het autoverkeer in de huidige en in de toekomstige situatie van dit weggedeelte gebruik maakt en zal maken, acht de voorzieningenrechter het niet waarschijnlijk dat de breedte van de weg onvoldoende is om een goede en veilige afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken. Hierbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat het in dit geval slechts gaat om een verplaatsing van activiteiten van het ene perceel aan de Oude Bovendijk naar het andere en dat op het perceel [locatie 3] parkeerruimte op eigen terrein aanwezig is, hetgeen de parkeerdruk op de weg naar verwachting zal verminderen.
6.3. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
Conclusie
7. De verzoeken om een voorlopige voorziening moeten daarom worden afgewezen.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Kooijman
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2017
177.