201701376/2/A1.
Datum uitspraak: 14 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) in het geding tussen:
stichting Recycling Netwerk van Eco-Eco, European Coalition of Environmental and Consumer Organisations, Stichting voor milieuverantwoorde produkten en verpakkingen (hierna: Recycling Netwerk), gevestigd te Emst, gemeente Epe,
verzoekster,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2016 heeft de staatssecretaris het verzoek van Recycling Netwerk om handhavend optreden jegens stichting Afvalfonds Verpakkingen afgewezen.
Hiertegen heeft Recycling Netwerk bezwaar gemaakt en op grond van artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb de staatssecretaris verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de Afdeling.
De staatssecretaris heeft met toepassing van artikel 7:1a, derde en vierde lid, van de Awb ten aanzien van het bezwaarschrift van Recycling Netwerk ingestemd met rechtstreeks beroep. Bij brief van 13 februari 2017 heeft de staatssecretaris dit bezwaarschrift met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb doorgezonden aan de Afdeling.
Recycling Netwerk heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Recycling Netwerk en het Afvalfonds hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 september 2017, waar Recycling Netwerk, vertegenwoordigd door mr. R. Hörchner, advocaat te Breda, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kerssemakers, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord het Afvalfonds, vertegenwoordigd door mr. A.A. Kleinhout, advocaat te Amsterdam.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Voor zover Recycling Netwerk heeft verzocht om onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen, overweegt de voorzieningenrechter dat dit, gelet op het bepaalde in artikel 8:86, tweede lid, van de Awb niet mogelijk is, nu de staatssecretaris en het Afvalfonds daarvoor geen toestemming hebben gegeven.
3. Recycling Netwerk heeft bij brief van 9 augustus 2016 de Inspectie Leefomgeving en Transport verzocht om een dwangsombesluit te nemen betreffende de zogenoemde hergebruiksnorm van glazen verpakkingen in de jaren 2016 en 2017. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat de staatsecretaris wordt opgedragen op korte termijn het Afvalfonds alsnog een last onder dwangsom op te leggen.
4. Artikel 6, tweede lid, van het Besluit beheer verpakkingen 2014 (hierna: het Besluit) luidt: "De producent of importeur draagt er zorg voor dat per kalenderjaar, van het totaal van de door hem in Nederland in dat kalenderjaar in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakking waarvan hij zich in dat kalenderjaar heeft ontdaan:
[…]
c. van de overige materiaalsoorten ten minste de volgende gewichtspercentages worden gerecycled:
1°. 90 gewichtsprocent van glazen verpakkingen,
[…]."
Artikel 9 luidt:
1. De producenten en importeurs kunnen gezamenlijk uitvoering geven aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 5, 6, eerste, tweede en vierde lid, 7 en 8, eerste lid.
2. Indien aan het eerste lid is voldaan, zijn in de eerste lid bedoelde verplichtingen niet van toepassing op:
a. een producent of importeur die de afvalbeheersbijdrage overeenkomstig de op grond van artikel 15.36, eerste lid, van de wet, algemeen verbindend verklaarde overeenkomst inzake verpakkingen afdraagt aan een daarbij genoemde rechtspersoon;
[…]
3. In gevallen waarin het tweede lid van toepassing is, berusten de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, op de rechtspersoon aan wie de afvalbeheersbijdrage, bedoeld in het tweede lid, wordt afgedragen."
5. Niet in geschil is dat het Afvalfonds een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Besluit. Ook is niet in geschil dat in de jaren 2013 tot en met 2015 niet aan de hergebruiksnorm voor glas van 90% is voldaan. Verder staat in het "Actieplan Recycling Glas 2016-2018" van 30 juni 2016 opgesteld door het Afvalfonds als verwachte resultaat voor 2016 een percentage van 84 vermeld en voor 2017 een percentage van 86.
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de bodemprocedure rechtsvragen aan de orde zijn, die zich minder goed lenen voor beantwoording in de onderhavige procedure. De voorzieningenrechter ziet dan ook af van een inhoudelijke behandeling van het beroep vooruitlopend op de behandeling in de hoofdzaak.
7. Het voorgaande leidt ertoe dat de vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het beroep door de Afdeling, een voorziening moet worden getroffen, zal worden beantwoord aan de hand van een belangenafweging.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek om handhaving uitsluitend betrekking heeft op de jaren 2016 en 2017. Gezien het gestelde onder 6 in het verzoek om handhaving van 9 augustus 2016, ziet de voorzieningenrechter niet dat dit verzoek ook geacht moet worden betrekking te hebben op het jaar 2018. Het besluit van 27 oktober 2016 geeft evenmin aanleiding om ervan uit te gaan dat de staatssecretaris wat betreft handhaving ook over 2018 zou hebben beslist. Het verzoek van Recycling Netwerk en hetgeen zij ter zitting van de voorzieningenrechter naar voren heeft gebracht bevat geen aanknopingspunten voor de verwachting dat na oplegging van een last onder dwangsom nog maatregelen getroffen kunnen worden waardoor alsnog aan de hergebruiksnorm die geldt voor het kalenderjaar 2017 zal worden voldaan. Recycling Netwerk heeft niet zodanig dringende belangen naar voren gebracht dat in afwachting van de bodemprocedure de staatssecretaris moet worden opgedragen het Afvalfonds een last op te leggen om maatregelen te treffen die er toe kunnen leiden dat de hergebruiksnorm dichter wordt benaderd. Ter zitting is naar voren gekomen dat het belang van Recycling Netwerk bij het treffen van een voorlopige voorziening vooral daarin is gelegen dat tijdig maatregelen worden getroffen zodat in 2018 zal worden voldaan aan de hergebruiksnorm. Het verzoek om handhaving heeft echter geen betrekking op dit kalenderjaar.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang aanwezig bij het treffen van de verstrekkende voorlopige voorziening waar Recycling Netwerk om heeft verzocht. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat de bodemprocedure nog in 2017 ter zitting van de Afdeling zal worden behandeld.
9. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Soede
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2017
270.