ECLI:NL:RVS:2017:2543

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
201608357/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vergunning voor varkenshouderij in Heibloem

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 september 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep ingesteld door [appellant] tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg. Het college had op 15 september 2016 een vergunning verleend aan [vergunninghoudster] voor het exploiteren van een varkenshouderij aan [locatie 1] in Heibloem, op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.

[Appellant] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de Afdeling heeft geoordeeld dat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De Afdeling heeft vastgesteld dat [appellant] niet de eigenaar of huurder is van de woning aan [locatie 2] in Heibloem, waar hij slechts enkele dagen per week verblijft. Bovendien is [appellant] als privépersoon opgetreden, terwijl hij ook bestuurder is van [bedrijf A], dat een belang heeft bij een perceel aan [locatie 3]. De Afdeling concludeert dat [appellant] geen voldoende eigen en persoonlijk belang heeft bij het bestreden besluit, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de eis van belanghebbendheid in het bestuursrecht, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 september 2017.

Uitspraak

201608357/1/R2.
Datum uitspraak: 20 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2016, kenmerk 2016/69579, heeft het college aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor het exploiteren van een varkenshouderij aan [locatie 1] in Heibloem.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2017, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. C.F.P. Steinbusch, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. P.M.E.P.J. Joosten, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    [vergunninghoudster] exploiteert een varkenshouderij aan [locatie] in Heibloem. Dit agrarische bedrijf ligt in de omgeving van de in Nederland gelegen Natura 2000-gebieden 'Leudal', 'Deurnsche Peel en Mariapeel', 'Sarsven en de Banen’, 'Groote Peel' en ‘Maasduinen’. [vergunninghoudster] heeft een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 ingediend voor het exploiteren van de varkenshouderij. Deze vergunning is bij besluit van 15 september 2016 verleend.
Ontvankelijkheid
2.    Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken."
2.1.    De wetgever heeft de eis van belanghebbendheid gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2.    De Afdeling stelt vast dat onder het beroepschrift alleen de naam van [appellant] is vermeld en dat hij als enige het beroepschrift heeft ondertekend. De lijst met namen, adresgegevens en handtekeningen die hij heeft ingediend, bevat geen beroepen maar steunbetuigingen van omwonenden, zo is ter zitting vastgesteld. Gezien deze feiten is het beroep enkel ingesteld door [appellant].
Het adres dat onder het beroepschrift is vermeld, is [locatie 2] in Heibloem. Ter zitting is gebleken dat [appellant] in Klimmen woont op ongeveer 45 kilometer afstand van de plaats Heibloem. Desgevraagd heeft [appellant] verklaard dat hij enkele dagen per week bij zijn partner in de woning aan [locatie 2] verblijft. Hij is noch eigenaar noch huurder van deze woning. De Afdeling overweegt dat de enkele omstandigheid dat [appellant] enkele dagen per week verblijft in de woning aan [locatie 2], als partner van de eigenaar van die woning, niet maakt dat sprake is van een voldoende eigen en persoonlijk belang bij het bestreden besluit.
Ten aanzien van de ter zitting gestelde situatie dat het perceel [locatie 3] eigendom is van [bedrijf A], waarvan [appellant] bestuurder is, overweegt de Afdeling het volgende. [appellant] heeft als privépersoon beroep ingesteld tegen de verleende vergunning. In deze hoedanigheid is [appellant] bestuurder van [bedrijf A] die op haar beurt belang heeft bij het in haar eigendom zijnde perceel aan [locatie 3]. Voorts is gebleken dat [bedrijf B] enig aandeelhouder is van [bedrijf A] en [bedrijf B] door iemand anders dan [appellant] wordt bestuurd. Nu [bedrijf B] enig aandeelhouder is van [bedrijf A] en dus zeggenschap heeft over het perceel [locatie 3], kan [appellant] om die reden niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Ook anderszins zijn er geen feiten en omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat toch een objectief en persoonlijk belang van [appellant] rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.
De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen.
2.3.    Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant]
niet-ontvankelijk.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Reichardt, griffier.
w.g. Helder    w.g. Reichardt
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2017
772.