201603117/1/R1.
Datum uitspraak: 4 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonende te Doornenburg, gemeente Lingewaard,
en
de raad van de gemeente Lingewaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, herstelplan" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2017, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door E.P.H. Weijde-Leenders, zijn verschenen.
Overwegingen
Het bestemmingsplan
1. Het bestemmingsplan is vastgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1945, waarbij de Afdeling de raad heeft opgedragen de in die uitspraak geconstateerde gebreken in het besluit van de raad van 31 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" (hierna: het moederplan), te herstellen. 1.1. Bij die uitspraak heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellant] tegen het plandeel van het moederplan met de bestemming "Wonen" voor het perceel Koffiemolen 3/3a, gegrond verklaard, omdat de raad, kort gezegd, niet inzichtelijk had gemaakt of, in verband met de ligging van het perceel Koffiemolen 3/3A binnen de spuitzone van 50 meter van het fruitteeltbedrijf van [appellant] op het perceel [locatie], op het perceel Koffiemolen 3/3A een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Met het thans voorliggende bestemmingsplan heeft de raad beoogd om onder meer op dit onderdeel gevolg te geven aan die uitspraak.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep
3. Het beroep van [appellant] is gericht tegen het plandeel van het bestemmingsplan met de bestemming "Wonen" wat betreft het perceel Koffiemolen 3/3A. [appellant] vreest als gevolg van het bestreden plandeel beperkingen voor zijn bedrijfsvoering. Hiertoe voert hij aan dat in verband met de ligging van het perceel binnen de beleidsmatige spuitzone van 50 meter van zijn fruitteeltbedrijf ten onrechte niet is onderzocht of ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd is. De raad heeft daarmee volgens [appellant] niet voldaan aan de opdracht in de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2015.
Dat de bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning voor bouwen) die ten behoeve van het perceel Koffiemolen 3/3a is verleend, thans onherroepelijk is, maakt dat volgens [appellant] niet anders. Allereerst niet omdat die omstandigheid volgens [appellant] niet afdoet aan het gegeven dat thans planologisch gezien voor het eerst wordt voorzien in een woonbestemming voor het perceel Koffiemolen 3/3a. Daarnaast maakt het gemeentebestuur volgens [appellant] oneigenlijk gebruik van de zogenoemde Tegelenjurisprudentie, als gevolg waarvan nu een situatie is ontstaan die niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en derhalve volgens [appellant] niet in stand kan blijven.
4. Aan het perceel Koffiemolen 3/3a is de bestemming "Wonen" toegekend. Vast staat dat dit plandeel binnen de spuitzone van 50 meter ligt van het fruitteeltbedrijf van [appellant]. Ter inleiding van de planregels staat in het bestemmingsplan dat de regels en verbeelding welke deel uitmaken van het moederplan op het plan van toepassing zijn, met dien verstande dat die regels en verbeelding worden aangepast op de onderdelen die in het voorliggende bestemmingsplan zijn opgenomen. Met dit bestemmingsplan worden uitsluitend de gronden van het moederplan herzien, voor zover hierop niet inmiddels andere bestemmingsplannen van toepassing zijn geworden.
Artikel 23, lid 23.1, van de planregels van het moederplan luidt: "De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maximaal één woning per bestemmingsvlak met dien verstande dat:
[…]
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en groenvoorzieningen, een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 23.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving."
4.1. Bij besluit van 17 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard aan de stichting Vestia Midden Nederland een reguliere bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vernieuwen van de ruimten in het woonhuis op het perceel Koffiemolen 3/3a. Het bouwplan voorziet in de verbouwing van de op het perceel aanwezige boerderij ten behoeve van de vestiging van een zogenoemd "Thomashuis". Een Thomashuis is een kleinschalige woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking. Teneinde de boerderij om te bouwen tot een Thomashuis wordt een gedeelte van het pand, te weten de voormalige berging en schuur, verbouwd en geschikt gemaakt voor bewoning. Na de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2015 over het moederplan is door de Afdeling op 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2558, uitspraak gedaan op het hoger beroep over de verlening van de reguliere bouwvergunning. Met de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2015 is de reguliere bouwvergunning onherroepelijk geworden. Dit betekent onder meer dat de rechtmatigheid van de bouwvergunning in de onderhavige procedure niet meer aan de orde kan komen en als een juridisch vaststaand gegeven moet worden beschouwd. 4.2. Hieruit volgt dat de raad ten tijde van de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan - in tegenstelling tot bij de vaststelling van het moederplan - werd geconfronteerd met een bestaand recht op grond waarvan de aanwezige boerderij, inclusief de voormalige berging en schuur, op het perceel Koffiemolen 3/3A mag worden verbouwd tot een Thomashuis. De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan in verband met de rechtszekerheid in het algemeen gehouden een bouwwerk dat onherroepelijk is vergund als zodanig te bestemmen in het bestemmingsplan. De raad stelt dat de onherroepelijke bouwvergunning met de toekenning van de bestemming "Wonen" aan het perceel Koffiemolen 3/3a als zodanig is bestemd. Zoals de Afdeling bij uitspraak van 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1085 heeft overwogen, betekent het enkele gegeven dat een bestaande situatie aan de orde is, echter niet dat in het geheel geen betekenis behoeft te worden toegekend aan de milieuhygiënische gevolgen van een fruitboomgaard voor de omgeving. Het laten voortbestaan van een bestaande historisch gegroeide situatie kan onder omstandigheden in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening, indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan zo groot zijn dat deze in redelijkheid niet langer aanvaardbaar kunnen worden geacht. Dit is met name het geval indien de gezondheid van omwonenden niet kan worden gegarandeerd. De enkele stelling van [appellant] dat zich een dergelijke situatie voordoet is in dit verband echter onvoldoende. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de onherroepelijke reguliere bouwvergunning niet als zodanig heeft kunnen bestemmen. Het betoog faalt. Conclusie
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep van ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Koziolek-Stoof, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Koziolek-Stoof
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2017
749.