ECLI:NL:RVS:2017:2701

Raad van State

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
201702158/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden van de vreemdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 3 maart 2017. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 9 februari 2017 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Lemmen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Echter, tijdens de procedure is de vreemdeling op 20 augustus 2017 overleden. De gemachtigde van de vreemdeling heeft de Afdeling hiervan op de hoogte gesteld via een fax op 15 september 2017. Vervolgens heeft de gemachtigde op 27 september 2017 aangegeven geen belang meer te zien bij een beoordeling van het hoger beroep. Gezien het overlijden van de vreemdeling en het ontbreken van enig belang voor de beoordeling van het hoger beroep, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De beslissing werd genomen zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 4 oktober 2017. De zaak illustreert de gevolgen van het overlijden van een appellant in een bestuursrechtelijke procedure en de daarmee samenhangende niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Uitspraak

201702158/1/V2.
Datum uitspraak: 4 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
wijlen [de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 3 maart 2017 in zaak nr. 17/3197 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 maart 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
De gemachtigde van de vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Bij fax van 15 september 2017 heeft de gemachtigde van de vreemdeling de Afdeling bericht dat de vreemdeling op 20 augustus 2017 is overleden. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de gemachtigde van de vreemdeling bij fax van 27 september 2017 te kennen gegeven dat hij geen belang meer ziet bij een beoordeling van het hoger beroep. Gelet hierop en nu ook anderszins niet is gebleken van enig belang, ziet de Afdeling aanleiding het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Brouwer
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2017
791.