ECLI:NL:RVS:2017:2701
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden van de vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 3 maart 2017. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 9 februari 2017 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Lemmen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Echter, tijdens de procedure is de vreemdeling op 20 augustus 2017 overleden. De gemachtigde van de vreemdeling heeft de Afdeling hiervan op de hoogte gesteld via een fax op 15 september 2017. Vervolgens heeft de gemachtigde op 27 september 2017 aangegeven geen belang meer te zien bij een beoordeling van het hoger beroep. Gezien het overlijden van de vreemdeling en het ontbreken van enig belang voor de beoordeling van het hoger beroep, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De beslissing werd genomen zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 4 oktober 2017. De zaak illustreert de gevolgen van het overlijden van een appellant in een bestuursrechtelijke procedure en de daarmee samenhangende niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.