ECLI:NL:RVS:2017:2704

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
201705260/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Op 1 april 2016 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geweigerd een besluit te nemen op een verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden. Hierop heeft [wederpartij] bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris bij besluit van 14 juli 2016 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beslissing heeft [wederpartij] beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland, die op 23 mei 2017 het beroep gegrond verklaarde, het besluit van 14 juli 2016 vernietigde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 18 juli 2017. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. V.N. Chaudron, mr. R.D. Verhagen en mr. I.M. van der Heijden, terwijl [wederpartij] werd bijgestaan door mr. F. van de Nadort. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar was, omdat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaarschrift van [wederpartij].

De voorzieningenrechter benadrukte dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. De beslissing werd op 6 oktober 2017 openbaar uitgesproken, waarbij mr. H.G. Lubberdink als voorzieningenrechter en mr. E.A. Binnema als griffier aanwezig waren. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201705260/2/A3.
Datum uitspraak: 6 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 mei 2017 in zaak nr. 16/3494 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Op 1 april 2016 heeft de staatssecretaris geweigerd een besluit te nemen op een verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden.
Bij besluit van 14 juli 2016 heeft de staatssecretaris het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2017 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 juli 2016 vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juli 2017, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. V.N. Chaudron, mr. R.D. Verhagen en mr. I.M. van der Heijden, advocaat te Den Haag, en [wederpartij], bijgestaan door mr. F. van de Nadort, rechtsbijstandverlener te Beilen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover daarin is bepaald dat hij een nieuw besluit op bezwaar moet nemen.
2.1.    Gelet op het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat de uitspraak van de rechtbank in stand zal blijven. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat het uitvoering geven aan de uitspraak meebrengt dat, zoals de staatssecretaris naar voren heeft gebracht, diepgaand onderzoek moet worden gedaan. De staatssecretaris heeft er daarom belang bij dat hij hangende de hogerberoepsprocedure geen nieuw besluit hoeft te nemen. Hiertegenover staat dat niet is gebleken van een zodanig belang van [wederpartij] dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geen nieuw besluit op het door [wederpartij] ingediende bezwaarschrift van 13 mei 2016 hoeft te nemen, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier.
w.g. Lubberdink
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2017
589.