ECLI:NL:RVS:2017:2714
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel na vrijwillig vertrek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vier vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 februari 2017, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn afgewezen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. Erik, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De staatssecretaris heeft ook een nader stuk ingediend, waarna het onderzoek is gesloten.
Tijdens de procedure is gebleken dat de vreemdelingen op 9 juni 2017 vrijwillig Nederland hebben verlaten en naar hun land van herkomst, Israël, zijn teruggekeerd. Dit feit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ertoe gebracht om te overwegen dat de vreemdelingen kennelijk geen prijs meer stellen op de bescherming die zij aanvankelijk zochten in Nederland. Hierdoor hebben zij geen belang meer bij de beoordeling van hun hoger beroep.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.