ECLI:NL:RVS:2017:2716
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door vreemdeling
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Frouws, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 26 mei 2014. De vreemdeling had in eerste aanleg een verzoek ingediend dat door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 18 juli 2017 werd ingewilligd, wat leidde tot de intrekking van het hoger beroep op 4 augustus 2017. De vreemdeling verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hogerberoepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien de staatssecretaris het bestreden besluit heeft ingetrokken en de aanvraag van de vreemdeling heeft ingewilligd, is de vreemdeling tegemoetgekomen in de zin van de wet.
De Raad van State heeft vervolgens beslist dat de minister van Veiligheid en Justitie de vreemdeling moet vergoeden voor de gemaakte proceskosten, die in totaal € 1.980,00 bedragen, en het door de vreemdeling betaalde griffierecht van € 418,00 moet terugbetalen. De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. E. de Groot, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.