ECLI:NL:RVS:2017:2720

Raad van State

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
201703248/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot vergunningverlening

Op 4 oktober 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker], wonend te Driebergen-Rijsenburg, in het kader van zijn beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug, dat op 27 juli 2017 was verzonden. Het verzoeker stelde dat, indien zijn beroep gegrond zou worden verklaard, de reeds uitgevoerde werkzaamheden alleen tegen extreem hoge kosten ongedaan gemaakt konden worden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheid niet voldoende was om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de openbare zitting, die om 10:45 uur begon, waren de vertegenwoordigers van het college, E.T.E. Kemperman en A.V. van der Wal, aanwezig, evenals [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het college de vergunning terecht heeft verleend, mede op basis van adviezen van de Monumentencommissie Mooisticht en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201703248/2/A1.
Datum uitspraak: 4 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van [verzoeker], wonend te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, hangende zijn beroep tegen het op 27 juli 2017 verzonden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug en hangende de hoger beroepen van:
1.    [appellant], wonend te [woonplaats],
2.    het college,
appellanten,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 22 februari 2017 in zaak nrs. 17/76 en 17/78 in het geding tussen:
[verzoeker],
en
het college.
Openbare zitting gehouden op 4 oktober 2017 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter
griffier: mr. J.A.A. van Roessel
Verschenen:
Het college, vertegenwoordigd door E.T.E. Kemperman en A.V. van der Wal;
[appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn.
Beslissing
wijst het verzoek af.
Gronden
•     [verzoeker] legt aan het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ten grondslag dat bij gegrondverklaring van zijn beroep de reeds gerealiseerde werkzaamheden slechts tegen extreem hoge kosten ongedaan kunnen worden gemaakt. Deze omstandigheid, wat hier verder van zij, rechtvaardigt het treffen van een voorlopige voorziening niet. Het is aan vergunninghouder [appellant] om te beslissen of hij het financiële risico wil nemen dat gebruikmaking van de vergunning in dit stadium van de procedure voor hem meebrengt.
•     Naar voorlopig oordeel heeft het college de vergunning mogen verlenen, met name gelet op de adviezen van de Monumentencommissie Mooisticht en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
•     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Borman              w.g. Van Roessel
voorzieningenrechter    griffier
457.