ECLI:NL:RVS:2017:2724
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 18 augustus 2017 een aanvraag van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 september 2017 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. Y.E. Verkouter, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 oktober 2017 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangevoerde punten geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom werd het hoger beroep als kennelijk ongegrond beschouwd.
De voorzieningenrechter heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. G. van der Wiel als voorzieningenrechter en mr. E. de Groot als griffier aanwezig waren.