ECLI:NL:RVS:2017:2739

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
201606791/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit RDW over vervallenverklaring tenaamstelling bromfiets

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de RDW, waarbij de tenaamstelling van zijn bromfiets met het kenteken vervallen is verklaard. De RDW heeft op 27 februari 2015 besloten om de tenaamstelling van de bromfiets te laten vervallen, maar weigerde dit met terugwerkende kracht te doen. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de RDW verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Limburg heeft op 26 juli 2016 het beroep van de appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. De appellant stelt dat er sprake is van identiteitsfraude, maar de RDW heeft dit standpunt niet onderbouwd geaccepteerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 september 2017 behandeld en geoordeeld dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim van identiteitsfraude. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de RDW geen aanleiding had om de tenaamstelling met terugwerkende kracht te vervallen te verklaren. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201606791/1/A2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 26 juli 2016 in zaak nr. 15/2074 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Rijksdienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2015 heeft de RDW met ingang van 27 februari 2015 de tenaamstelling van het voertuig met het kenteken [...] (hierna: de bromfiets) vervallen verklaard en geweigerd dit met terugwerkende kracht te doen.
Bij besluit van 19 mei 2015 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2017, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij brief van 18 februari 2015 heeft [appellant] de RDW verzocht om de tenaamstelling van de bromfiets vervallen te verklaren met terugwerkende kracht tot 15 augustus 2006. Hij heeft aan dat verzoek ten grondslag gelegd dat uit de van de RDW ontvangen historie van de tenaamstelling van de bromfiets is gebleken dat de bromfiets sinds 15 augustus 2006 op zijn naam staat. Het is [appellant] een raadsel hoe de bromfiets ooit op zijn naam is gesteld. Eerst doordat hij recent een boete heeft ontvangen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (hierna: het CJIB) is hij bekend geworden met het gegeven dat de bromfiets kennelijk op zijn naam is gesteld. Uit navraag bij het CJIB is gebleken dat hij in totaal bijna € 5.000,00 aan boetes heeft opgelopen met betrekking tot de bromfiets.
Naar aanleiding van de brief van 18 februari 2015 heeft de RDW [appellant] een door hem in te vullen formulier ‘Verklaring behorend bij verzoek tot beëindiging van registratie’ toegezonden. Op het formulier heeft [appellant] te kennen gegeven dat de gevraagde informatie met betrekking tot de gegevens van de nieuwe eigenaar, de plaats waar de kentekenbewijzen zijn en de verzekering van de bromfiets, niet kan worden verstrekt. Er is volgens [appellant] sprake van identiteitsfraude. Het formulier is door [appellant] ondertekend op 26 februari 2015 en aan de RDW gezonden.
Besluitvorming
2.    Bij besluit van 27 februari 2015 heeft de RDW de tenaamstelling van de bromfiets vervallen verklaard met ingang van 27 februari 2015. De RDW heeft te kennen gegeven de tenaamstelling niet met terugwerkende kracht vervallen te verklaren, omdat het kentekenregister dan niet meer zuiver is. Bij besluit van 19 mei 2015 heeft de RDW het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft de RDW zich aanvullend op het standpunt gesteld dat zij alleen in bijzondere gevallen de tenaamstelling van een kenteken met terugwerkende kracht kan laten vervallen. Het gaat daarbij om gevallen waarin de geregistreerde op geen enkele manier deel heeft aan de tenaamstelling, bijvoorbeeld als gevolg van identiteitsfraude. Op grond van de aanwezige gegevens heeft de RDW geen aanleiding om aan te nemen dat in dit geval sprake is van identiteitsfraude. De enkele, niet onderbouwde stelling van [appellant] dat daarvan sprake is, is daartoe onvoldoende. Daar komt bij dat het rijbewijs waarmee de bromfiets te naam is gesteld niet als gestolen of vermist is geregistreerd, aldus de RDW.
Uitspraak van de rechtbank
3.    De rechtbank heeft het standpunt van de RDW onderschreven en het beroep ongegrond verklaard.
Hoger beroep
4.    In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte met de RDW van oordeel is dat hij zijn stelling dat sprake is van identiteitsfraude in het geheel niet heeft onderbouwd en dus onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Hij voert in dat verband aan dat hij niet op de hoogte was van het feit dat iemand zijn identiteit heeft gebruikt om de bromfiets aan te schaffen. Van hem kan niet worden verlangd dat hij zijn stelling dat er sprake is van identiteitsfraude nader kan onderbouwen. Volgens [appellant] is dan ook sprake van een bijzondere omstandigheid die noopt tot afwijken van de hoofdregel dat geen terugwerkende kracht wordt toegekend aan de vervallenverklaring van een kenteken.
4.1.    Artikel 40b van het Kentekenreglement luidt als volgt:
"[…]
4. De Dienst Wegverkeer kan een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar oordeel van deze dienst blijkt dat:
a. degene op wiens naam het voertuig is ingeschreven opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn;
[…].".
Artikel 40c van het Kentekenreglement luidt als volgt:
"1. Degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het kentekenregister is vermeld, kan de Dienst Wegverkeer verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De Dienst Wegverkeer verklaart de tenaamstelling vervallen indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn.
2. De tenaamstelling in het kentekenregister vervalt niet eerder dan op de dag waarop daartoe een verzoek bij deze dienst is ingediend.
3. In afwijking van het tweede lid kan de Dienst Wegverkeer in uitzonderlijke gevallen het vervallen van de tenaamstelling eerder laten ingaan.".
4.2.    Uit eerdere rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 12 oktober 2016; ECLI:NL:RVS:2016:2681) volgt dat de RDW bij het op verzoek vervallen verklaren van de tenaamstelling van een kenteken met toepassing van artikel 40c van het Kentekenreglement het beleid heeft dat in beginsel geen terugwerkende kracht wordt verleend aan het besluit, maar dat in bepaalde gevallen onjuiste gegevens ook met terugwerkende kracht worden gecorrigeerd. De RDW volgt daarbij de Nota van Toelichting bij het Besluit van 26 november 2013, tot wijziging van het Kentekenreglement (blz. 45; Stb. 2013, 523). Daarin staat dat artikel 40c, derde lid, is bedoeld voor gevallen waarin de geregistreerde op geen enkele manier deel heeft aan de tenaamstelling. Een dergelijke situatie doet zich onder meer voor in het geval van identiteitsfraude.
4.3.    In geschil is of [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een uitzonderlijk geval, op grond waarvan de RDW aanleiding had moeten zien om de tenaamstelling van de bromfiets met terugwerkende kracht tot 15 augustus 2006 vervallen te verklaren. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van identiteitsfraude. Daarbij is van belang dat de RDW in verweer bij de rechtbank heeft aangevoerd dat het rijbewijs van [appellant] niet als vermist of gestolen geregistreerd is en [appellant] die stelling niet heeft bestreden. Ook in hoger beroep heeft [appellant] zijn betoog dat sprake is van identiteitsfraude niet nader onderbouwd aan de hand van bijvoorbeeld een aangifte. Van belang is verder dat, naar de RDW ter zitting heeft toegelicht, gelet op de pakkans en de kosten die verbonden zijn aan identiteitsfraude, het zeer onwaarschijnlijk is dat identiteitsfraude wordt gepleegd uitsluitend om onverzekerd met een bromfiets te kunnen rondrijden. Nu niet is gebleken dat het beweerdelijk vervalste rijbewijs van [appellant] anderszins, is gebruikt is dan ook niet aannemelijk dat sprake is van identiteitsfraude.
4.4.    Gezien het vorenstaande heeft de RDW in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om, in afwijking van het beleid zoals weergegeven in overweging 4.2, terugwerkende kracht te verlenen aan vervallenverklaring van de tenaamstelling van de bromfiets. Het betoog van [appellant] faalt derhalve.
Conclusie
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Wieland
lid van de enkelvoudige kamer    griffier    Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2017
502.