ECLI:NL:RVS:2017:2786

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
18 oktober 2017
Zaaknummer
201605377/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
  • A.B.M. Hent
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een koffiehuis wegens illegale gokactiviteiten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], die tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam in beroep is gegaan. De burgemeester van Amsterdam had op 23 juni 2015 besloten om het door [appellant] geëxploiteerde koffiehuis te sluiten wegens illegale gokactiviteiten. De sluiting ging in op 25 juni 2015 en was voor onbepaalde tijd. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 17 juli 2017 waren zowel [appellant] als de burgemeester vertegenwoordigd door hun advocaten.

De burgemeester had geconstateerd dat in het koffiehuis in strijd met de Wet op de kansspelen (Wok) gokactiviteiten plaatsvonden zonder vergunning. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te bevelen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Amsterdam. [appellant] betoogde dat de sluiting disproportioneel was, omdat er slechts op kleine schaal werd gegokt en er geen ernstig gevaar voor de openbare orde zou zijn. Hij verwees naar andere gemeenten waar bij illegaal gokken minder zware sancties werden opgelegd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de burgemeester in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de sluiting te bevelen. De illegale gokactiviteiten konden leiden tot ernstige gevolgen voor de openbare orde en de burgemeester had de verantwoordelijkheid om deze te handhaven. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de sluiting voor onbepaalde tijd gerechtvaardigd was, en het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201605377/1/A3.
Datum uitspraak: 18 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam, handelend onder de naam [koffiehuis],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2016 in zaak nr. 16/448 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2015 heeft de burgemeester met ingang van 25 juni 2015 voor onbepaalde tijd de sluiting bevolen van het door [appellant] geëxploiteerde koffiehuis op het adres [locatie] te Amsterdam.
Bij besluit van 11 december 2015 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2017, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. B.G.M.C. Peters, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.D.B. Bakels en mr. R. Nomden, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    In mei en juni 2015 heeft de politie geconstateerd dat in het koffiehuis in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok) gokactiviteiten plaatsvonden waarvoor geen vergunning was verleend. Volgens stukken van de politie kon door middel van laptops in het koffiehuis gegokt worden op voetbalwedstrijden. Volgens een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal heeft [appellant] tegenover de politie verklaard dat hij een deel van de gokopbrengsten ontving. Hij is op 14 november 2016 door de rechtbank en op 20 juni 2017 in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld wegens het bieden van gelegenheid tot de gokactiviteiten. Mede naar aanleiding van deze activiteiten heeft de burgemeester de sluiting van het koffiehuis bevolen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de burgemeester reeds wegens de gokactiviteiten de sluiting van het koffiehuis bevelen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam (hierna: APV) is bepaald dat de burgemeester de sluiting kan bevelen van een voor publiek toegankelijke inrichting als daar is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wok. De rechtbank is daarom niet toegekomen aan de andere feiten of omstandigheden die aan het sluitingsbevel ten grondslag zijn gelegd. Daarbij gaat het volgens de burgemeester om feiten of omstandigheden die zich in het koffiehuis hebben voorgedaan en de vrees wettigen dat het geopend blijven van het koffiehuis ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV kan de burgemeester bij zulke feiten of omstandigheden de sluiting bevelen.
Inhoud en beoordeling hogerberoepsgronden
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester voor onbepaalde tijd de sluiting van het koffiehuis mocht bevelen. Hij voert daartoe aan dat in het koffiehuis slechts op kleine schaal, via internet werd gegokt. Online gokken wordt al jaren door de overheid gedoogd en er is een wetsvoorstel in behandeling om dit te legaliseren. Er was geen ernstig gevaar voor de openbare orde, zoals ook blijkt uit de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf door het gerechtshof. Evenmin was er concreet risico op herhaling. Derhalve was sluiting voor onbepaalde tijd disproportioneel. De burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing, zoals in andere gemeenten bij illegaal gokken in horecabedrijven geschiedt, althans met een aanzienlijk minder zware sanctie. In andere gemeenten wordt bij een zwaarder feit, namelijk bij de aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs in een koffiehuis, volstaan met sluiting voor drie of zes maanden, aldus [appellant].
2.1.    Niet in geschil is dat in het koffiehuis in strijd met artikel 1 van de Wok gokactiviteiten plaatsvonden waarvoor geen vergunning was verleend. Derhalve was de burgemeester op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV bevoegd om de sluiting van het koffiehuis te bevelen.
2.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de burgemeester in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om de sluiting van het koffiehuis te bevelen. Zoals de burgemeester in zijn besluiten van 23 juni en 11 december 2015 en in beroep en hoger beroep heeft toegelicht, kunnen personen door gokschulden in een onaanvaardbare afhankelijkheidsrelatie komen, waardoor zij in een vicieuze cirkel van criminele activiteiten kunnen belanden. Illegale gokactiviteiten kunnen ernstig uit de hand lopen, waardoor er een risico is op geweldsincidenten op de goklocatie. Door sluiting van een illegale goklocatie wordt de openbare orde hersteld, omdat daarmee illegale gokactiviteiten worden beëindigd. Daarnaast wordt een periode van rust gerealiseerd en wordt de loop van gokkers naar de locatie beëindigd. Verder wordt met de sluiting naar de buurt en de samenleving het signaal gegeven dat de burgemeester optreedt in geval van illegaal gokken, aldus de toelichting van de burgemeester. Reeds gezien de geconstateerde illegale gokactiviteiten in het koffiehuis, was er gegronde vrees dat in de toekomst illegale gokactiviteiten in het koffiehuis zouden plaatsvinden. Gelet hierop en op de toelichting van de burgemeester, heeft de burgemeester in redelijkheid het belang van het tegengaan van illegale gokactiviteiten zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van [appellant] bij het openblijven van het koffiehuis.
Aan het voorgaande doet niet af dat een wetsvoorstel in behandeling is dat strekt tot legalisering van online gokken. Nog daargelaten dat dit voorstel nog niet door de Eerste Kamer is aangenomen, is volgens dit voorstel online gokken slechts toegestaan als daar een vergunning voor is verleend. Voorts is de stelling van [appellant] dat de overheid online gokken gedoogt, door de burgemeester betwist en door [appellant] niet onderbouwd. Dat burgemeesters van andere gemeenten bij illegale gokactiviteiten in een horecabedrijf volstaan met een waarschuwing, zoals in de drie door [appellant] aangevoerde voorbeelden, is niet van belang. Binnen de gemeente Amsterdam is de burgemeester van Amsterdam belast met de handhaving van de openbare orde en hij is niet gebonden aan het beleid van andere burgemeesters. De omstandigheden in Amsterdam kunnen bovendien anders zijn dan die in andere gemeenten. Dat het gerechtshof heeft volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf, is evenmin van belang. Een sluitingsbevel is niet gericht op bestraffing, maar op herstel van de openbare orde. Deze bevoegdheid dient daarmee een ander doel dan de bevoegdheid van de strafrechter om een straf op te leggen en het besluit om al dan niet sluiting te bevelen, vergt dan ook een andere afweging dan de beslissing omtrent het opleggen van een straf.
2.3.    De duur van de door de burgemeester bevolen sluiting is in overeenstemming met de op 21 april 2005 door hem vastgestelde notitie inzake het sluitings- en heropeningsbeleid. Volgens die notitie wordt in een sluitingsbevel geen einddatum vermeld. Indien op voorhand wordt aangegeven hoe lang een inrichting gesloten blijft, bestaat het risico dat de sluiting een onevenredig zware maatregel wordt. De belanghebbende kan direct na het sluitingsbevel een gesprek aanvragen om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden om het bedrijf weer voort te zetten. Hij kan verzoeken om opheffing van de sluiting, waarna de burgemeester zal beoordelen of de openbare orde voortzetting van de sluiting vereist, aldus de notitie. Zoals de burgemeester ter zitting heeft toegelicht en ook uit de notitie kan worden afgeleid, hanteert hij als uitgangspunt dat een sluiting in ieder geval drie maanden moet duren. In het licht van het voorgaande en van hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, is sluiting voor onbepaalde tijd in dit geval niet onredelijk. Overigens heeft de burgemeester ter zitting onbetwist gesteld dat [appellant] niet om heropening van het koffiehuis heeft verzocht.
2.4.    Aangezien de burgemeester reeds wegens de illegale gokactiviteiten voor onbepaalde tijd de sluiting van het koffiehuis mocht bevelen, hoeft niet te worden ingegaan op hetgeen [appellant] aanvoert over de andere feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag zijn gelegd.
2.5.    Gezien het voorgaande, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de burgemeester voor onbepaalde tijd de sluiting van het koffiehuis mocht bevelen. Het betoog faalt.
Conclusie
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Proceskosten
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Sevenster    w.g. De Vries
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2017
582.