ECLI:NL:RVS:2017:283

Raad van State

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
201608739/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Molenstraat Beugen

Op 3 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker, wonend te Beugen, en het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer. Het geschil betreft het wijzigingsplan 'Molenstraat (naast nummer […]) Beugen', dat op 4 oktober 2016 door het college is vastgesteld. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld en overwogen dat de enkele omstandigheid dat een wijzigingsplan in beginsel in werking treedt met ingang van de dag na afloop van de beroepstermijn, niet voldoende is om te concluderen dat er onverwijlde spoed is die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er nog geen omgevingsvergunning voor bouwen is aangevraagd en dat de initiatiefnemer heeft aangegeven geen aanvraag in te dienen voordat het wijzigingsplan onherroepelijk is.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeker de gelegenheid gegeven om te reageren op de situatie, maar heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 februari 2017.

Uitspraak

201608739/2/R2.
Datum uitspraak: 3 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Beugen, gemeente Boxmeer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2016 heeft het college het wijzigingsplan "Molenstraat (naast nummer […]) Beugen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2. De enkele omstandigheid dat een wijzigingsplan in beginsel in werking treedt met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt, biedt geen grond voor het oordeel dat onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vergt. Daarmee is immers nog niet gegeven dat de door het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling waartegen het beroep zich richt ook daadwerkelijk op korte termijn wordt verwezenlijkt.
3. Het bestreden wijzigingsplan bevat de mogelijkheid twee woningen te bouwen. Namens het college is bij e-mailbericht van 17 januari 2017 verklaard dat nog geen omgevingsvergunning voor bouwen is aangevraagd. Verder heeft de initiatiefnemer te kennen gegeven een dergelijke aanvraag niet in te zullen dienen voordat het bestreden wijzigingsplan onherroepelijk is.
4. De voorzieningenrechter heeft [verzoeker] bij brief van 19 januari 2017 in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. In zijn reactie heeft [verzoeker] betoogd dat als hij zijn verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening intrekt, een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen aan het dan in werking getreden wijzigingsplan moet worden getoetst, ondanks de toezegging van initiatiefnemer.
5. De voorzieningenrechter overweegt dat, indien deze situatie zich ondanks de verklaring van de initiatiefnemer voordoet, [verzoeker] opnieuw een verzoek om het treffen van voorlopige voorziening kan indienen. Voor een onomkeerbare situatie hoeft om die reden niet te worden gevreesd.
6. De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang is gemoeid. Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van Hardeveld
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2017
312.