ECLI:NL:RVS:2017:2850

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
201706786/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor uitbreiding supermarkt in Maassluis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 oktober 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door een inwoner van Maassluis, die zich verzet tegen de wijziging van het bestemmingsplan "Noordwest" en de verleende omgevingsvergunning aan Lidl Nederland GmbH voor de nieuwbouw van een supermarkt. De inwoner vreest dat de uitbreiding van de supermarkt zijn woon- en leefklimaat negatief zal beïnvloeden. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2017, waarbij de verzoeker, de gemeente Maassluis en Lidl Nederland GmbH aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de raad van de gemeente Maassluis op 6 juni 2017 het bestemmingsplan heeft gewijzigd vastgesteld en dat Lidl een omgevingsvergunning heeft verkregen voor de uitbreiding van de supermarkt. De verzoeker heeft betoogd dat deze besluiten in strijd zijn met de gemeentelijke detailhandelsvisie en dat de afstand van het bouwvlak tot zijn woning onaanvaardbaar is. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de raad voldoende gemotiveerd heeft afgeweken van de detailhandelsvisie en dat de afstand van het bouwvlak tot de woning van de verzoeker voldoet aan de richtlijnen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de bezorgdheid van de verzoeker over geluidsoverlast en parkeergelegenheid beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeert dat de geluidshinder binnen de wettelijke normen blijft en dat er voldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure.

Uitspraak

201706786/2/R3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Maassluis,
en
1.    de raad van de gemeente Maassluis,
2.    het college van burgemeester en wethouders van Maassluis
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordwest" gewijzigd vastgesteld.
Bij besluit van 10 juli 2017 heeft het college aan Lidl Nederland GmbH een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van een winkelruimte gelegen op de locatie Westeinde 32 te Maassluis.
Tegen deze besluiten heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Lidl Nederland GmbH een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 oktober 2017, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. Hewitt, M.J.M. van Tilburg en F. Duijvesteijn, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Lidl Nederland GmbH verschenen, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, vergezeld door [gemachtigden].
Overwegingen
Inleiding
1.    Lidl wil haar supermarktfiliaal in winkelcentrum Steendijkpolder te Maassluis slopen en op dezelfde locatie een grotere en modernere supermarkt terugbouwen. Behalve de supermarkt zijn in het winkelcentrum diverse andere winkels gevestigd. Het winkelaanbod bestaat overwegend uit winkels voor dagelijkse aankopen. Naast winkels zijn er enkele andere wijkgerichte functies, waaronder een kapper en horeca.
2.    [verzoeker] woont naast winkelcentrum Steendijkpolder. Zijn woning grenst aan de parkeerplaats bij het winkelcentrum. [verzoeker] vreest dat de uitbreiding van de supermarkt zijn woon- en leefklimaat aantast.
Omvang van het geding
3.    Het verzoek is gericht op de omgevingsvergunning en op het bestemmingsplan voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd-3" en met de aanduidingen "bouwvlak" en "maximum bouwhoogte" voor de gronden aan het Westeinde 32.
Intrekking
4.    Inzake het bestemmingsplan heeft [verzoeker] ter zitting de beroepsgrond over de verkleining van het bouwvlak met 45 centimeter en de beroepsgrond over de maximaal toegestane bouwhoogte ingetrokken.
Beoordeling van het verzoek
Gemeentelijk beleid
5.    [verzoeker] betoogt dat de bestreden besluiten in strijd met de "Detailhandelsvisie Maassluis 2012" zijn genomen, omdat deze een grotere uitbreiding van de supermarkt mogelijk maken dan de detailhandelsvisie toestaat.
5.1.    De raad en het college stellen zich op het standpunt dat met de vaststelling van het bouwvlak en met de verlening van de omgevingsvergunning gemotiveerd is afgeweken van het gemeentelijk beleid zoals vervat in de detailhandelsvisie.
5.2.    Uit p.10, 16 en 22 van de detailhandelsvisie volgt dat winkelcentrum Steendijkpolder hoofdzakelijk een wijkgericht winkelcentrum is waar de inwoners uit de wijk terecht kunnen voor hun dagelijkse boodschappen. Op p. 10 van de detailhandelsvisie staat ook dat het supermarktaanbod in winkelcentrum Steendijkpolder met een Lidl van circa 700 m² wvo vrij beperkt is. Op p. 22 staat dat de supermarkt in Steendijkpolder circa 350 m² bvo (±300 m² wvo) mag uitbreiden. Verder staat op die pagina dat de supermarkt hiermee de gewenste maximale omvang van circa 1.000 m² wvo bereikt, zodat inwoners uit de wijk goed bediend kunnen worden. Uit de in deze detailhandelsvisie opgenomen begrippenlijst blijkt dat ‘bvo’ staat voor brutovloeroppervlak, omschreven als:
"De totale ruimte van een winkel bestaande uit winkelvloeroppervlak en niet voor consumenten toegankelijke ruimten (opslag, kantine, etc.). Het winkelvloeroppervlak bedraagt, afhankelijk van de branche, circa 70 à 80% van het brutovloeroppervlak." ‘Wvo’ staat voor winkelvloeroppervlak, omschreven als: "De voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel inclusief zichtbare ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa’s. Het winkelvloeroppervlak bedraagt, afhankelijke van de branche, circa 70 à 80% van het brutovloeroppervlak."
5.3.    Ter zitting is komen vast te staan dat de bestreden besluiten een uitbreiding van de supermarkt mogelijk maken van 523 m² bvo en 340 m² wvo. De nieuwe winkel heeft een wvo van in totaal 1.063 m². Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad deze geringe afwijking van de detailhandelsvisie voldoende draagkrachtig gemotiveerd. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter het rapport "Maassluis, Ruimtelijk-functionele Effectenanalyse modernisering buurtcentrum Steendijkpolder" van adviesbureau BRO van 6 juli 2016 dat als onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing aan de bestreden besluiten ten grondslag is gelegd. Een van de conclusies in dit rapport is dat de voorziene modernisering en uitbreiding van de Lidl een kwalitatieve versterking van de detailhandelsstructuur oplevert en een positief effect heeft op de consumentenverzorging in Steendijkpolder zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan overige buurtwinkelcentra in Maassluis, zodat de modernisering en uitbreiding van de Lidl per saldo bijdragen aan een duurzame detailhandelsstructuur met gezonde buurtwinkelcentra. Ook betrekt de voorzieningenrechter hierbij de toelichting van het gemeentebestuur ter zitting dat de detailhandelsvisie ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten ongeveer vijf jaar oud was en dat het gemeentebestuur, mede gelet op voormeld rapport, een uitbreiding van de supermarkt in winkelcentrum Steendijkpolder met 523 m² bvo inmiddels aanvaardbaar acht, nu de uitbreidingsplannen passen binnen de uitgangspunten van het beleid.
Afstand bouwvlak
6.    [verzoeker] betoogt dat het bouwvlak voor de supermarkt onaanvaardbaar dichter bij zijn woning is voorzien dan in het voorheen geldende bestemmingsplan.
6.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het bouwvlak voor de supermarkt in het thans voorliggende plan, ondanks de wijziging ten opzichte van het ontwerpplan, dichter bij het bouwvlak voor de woning van [verzoeker] is gesitueerd dan onder het voorheen geldende plan het geval was. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad bij de vaststelling van het plan aansluiting heeft gezocht bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure). In de VNG-brochure wordt voor supermarkten een indicatieve richtafstand van 10 meter aanbevolen. De afstand tussen het bouwvlak voor de supermarkt en het bouwvlak voor de woning van [verzoeker] is ongeveer 18 meter. Daargelaten van welk omgevingstype in dit geval moet worden uitgegaan, wordt dus ruimschoots aan de richtafstand uit de VNG-brochure voldaan. Gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de raad het bouwvlak in redelijkheid op deze afstand tot de woning van [verzoeker] heeft kunnen situeren.
Geluid
7.    [verzoeker] vreest na de uitbreiding van de supermarkt onaanvaardbare geluidoverlast te zullen ondervinden. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat de bevoorrading van de supermarkt aan de kant van zijn woning zal plaatsvinden en dat er op het dak van de supermarkt koelinstallaties zullen worden aangebracht.
7.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat Lidl Nederland GmbH bij de voorbereiding van de omgevingsvergunningaanvraag een akoestisch onderzoek heeft laten uitvoeren waarin rekening is gehouden met de bevoorradingslocatie en met de koelinstallaties. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van adviesbureau Windmill van 20 januari 2016, met rapportnummer P2015.357-01.01. Dit rapport is als bijlage 4 bij de ruimtelijke onderbouwing aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegd. De conclusie in dit rapport is dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de appartementen en woningen in de directe nabijheid van de supermarkt ten hoogste 44 dB(A) in de dagperiode, 35 dB(A) in de avondperiode en 31 dB(A) in de nachtperiode zullen bedragen, waarmee wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Desgevraagd heeft [verzoeker] ter zitting aangegeven dat hij de conclusies van dit rapport niet bestrijdt. Gelet op het voorgaande gaat de voorzieningenrechter er op voorhand vanuit dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat [verzoeker] geen onaanvaardbare geluidhinder zal ondervinden als gevolg van de voorziene uitbreiding van de supermarkt.
Inpandige bevoorrading
8.    [verzoeker] betoogt dat onvoldoende is geborgd dat de bevoorrading van de winkel inpandig zal plaatsvinden.
8.1.    Gelet op artikel 34, lid 34.5.2, van de planregels is in het bestemmingsplan niet geregeld dat de bevoorrading van de supermarkt inpandig moet plaatsvinden. Nu de omgevingsvergunning voor bouwen, gelet op tekening BN2 die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, wél ertoe verplicht dat bevoorrading inpandig plaatsvindt, acht de voorzieningenrechter het reeds daarom te verstrekkend om het bestemmingsplan te schorsen.
Parkeren
9.    [verzoeker] betoogt dat er niet voldoende parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd om in de parkeerbehoefte vanwege de supermarkt te voorzien.
9.1.    Voor zover [verzoeker] betoogt dat de aanleg van de 35 parkeerplaatsen die volgens het gemeentebestuur nodig zijn, onvoldoende is verzekerd, overweegt de voorzieningenrechter dat rondom de gronden waarop het bouwvlak is voorzien voldoende ruimte is om 35 parkeerplaatsen aan te leggen en dat deze parkeerplaatsen blijkens de kaart BN1 die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning ook zijn ingetekend op het onbebouwde terrein rondom de supermarkt. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de aanleg van die parkeerplaatsen onvoldoende is verzekerd.
9.2.    Ter zitting heeft [verzoeker] over het parkeeraspect betoogd dat met het bepalen van de parkeerbehoefte ten onrechte niet is uitgegaan van de parkeernorm voor discountsupermarkten.
Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat bij het bepalen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de parkeernorm van 5,5 parkeerplaatsen per m² bvo die geldt voor kleine wijkcentra. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het filiaal van de Lidl in winkelcentrum Steendijkpolder niet als discountsupermarkt is aan te merken, omdat dergelijke supermarkten een veel groter oppervlak hebben dan deze supermarkt heeft na uitbreiding. Lidl Nederland GmbH heeft ter zitting ter illustratie naar voren gebracht dat zij dergelijke discountsupermarkten wel op andere locaties mogelijk maakt, maar dat dan moet worden gedacht aan supermarkten met oppervlakten van meer dan twee keer zo groot, namelijk ongeveer 2.500 m² bvo. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de raad bij het bepalen van de parkeerbehoefte ten onrechte niet is uitgegaan van de parkeernorm voor discountsupermarkten.
Conclusie
10.    De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen afwijzen.
11.    De voorzieningenrechter ziet verder geen aanleiding om gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
12.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Proceskosten
13.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra-Immink, griffier.
w.g. Helder    w.g. Zweistra-Immink
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2017
813.