201603658/2/A1.
Datum uitspraak: 1 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Twentepoort B.V., gevestigd te Almelo,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 april 2016 in zaak nr. 15/2709 in het geding tussen:
Twentepoort
en
het college van burgemeester en wethouders van Almelo.
Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2015 heeft het college aan Orangegas Nederland 2 BV een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een onbemand tankstation op het perceel Rohofstraat 83 te Almelo.
Bij besluit van 2 november 2015 heeft het college het door Twentepoort daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dat besluit in stand gelaten, met toevoeging van de activiteit afwijken van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 7 april 2016 heeft de rechtbank het door Twentepoort daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Twentepoort hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2017, waar het college, vertegenwoordigd door W. Loman, is verschenen. Twentepoort is met bericht niet verschenen.
Bij tussenuitspraak van 31 mei 2017 heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen de vraag te beantwoorden of het al dan niet bereid is van het bestemmingsplan af te wijken met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) en een daartoe strekkend besluit te nemen, de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen, eventuele intrekking of wijziging van de besluiten van 2 november 2015 en 16 juli 2015, dan wel een nieuw besluit, op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken, waarbij artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dan wel afdeling 3.4 van de Awb niet hoeft te worden toegepast. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 8 augustus 2017 heeft het college de besluiten van 2 november 2015 en 16 juli 2015 ingetrokken en aan Orangegas een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een onbemand tankstation op het perceel.
Twentepoort heeft een zienswijze naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:108, eerste lid, van die wet heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Orangegas heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de realisering van een zogeheten CNG-tankstation op het perceel Rohofstraat 83 te Almelo. Het bouwplan betreft een onbemand tankstation waar uitsluitend Groengas getankt kan worden. Orangegas huurt een deel van het perceel van Cogas. Het bouwplan is voorzien aan de Veldkampsweg, waar tevens een in- en uitrit zijn voorzien.
Twentepoort exploiteert een tankstation aan de Henriette Roland Holstlaan 80 te Almelo. Twentepoort heeft bezwaren tegen de realisering van het CNG-tankstation op het perceel.
Tussenuitspraak
2. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Rohof-Goossenmaat". Het perceel heeft de bestemming "Bedrijf" en de functieaanduiding "bedrijven tot en met categorie 2".
3. Bij de tussenuitspraak van 31 mei 2017 heeft de Afdeling een gebrek geconstateerd in het besluit van het college van 2 november 2015, dat de rechtbank niet heeft onderkend.
Nieuwe omgevingsvergunning
4. Bij het besluit van 8 augustus 2017 heeft het college aan Orangegas de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. Tevens heeft het college de besluiten van 2 november 2015 en 16 juli 2015 ingetrokken. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
5. Twentepoort betoogt dat het besluit van het college van 8 augustus 2017 niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daartoe voert zij aan dat de opslag en verkoop van motorbrandstoffen niet voorkomt in de bij de planregels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten en dat daarin geen tankstations of daarmee vergelijkbare bedrijven zijn opgenomen. Volgens Twentepoort heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat realisering van het CNG-tankstation past binnen provinciaal beleid en dat met de realisering van het CNG-tankstation het voorzieningenniveau van Almelo wordt verbeterd. Evenmin is gemotiveerd waarom het tankstation zou bijdragen aan de uitvoering van rijksbeleid. Ook heeft het college volgens Twentepoort niet gemotiveerd dat er geen sprake is van nieuwe verstedelijking. Verder heeft het college volgens Twentepoort zonder enige motivering gesteld dat de verdeling tussen afnemers van het tankstation bestaat uit 95% zakelijke afnemers en 5% particuliere afnemers, alsmede dat de toename van het aantal verkeersbewegingen beperkt is.
5.1. Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo luidt: "Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan […] in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat."
5.2. Bij zijn besluitvorming over de aanvraag van Orangegas heeft het college beleidsruimte. Indien het college van mening is dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan het er voor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. In dat geval toetst de rechter of het college bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
De beoordeling of het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening dient het college te motiveren. De omstandigheid dat, zoals door Twentepoort terecht is betoogd, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en dat daarin geen tankstations of daarmee vergelijke bedrijven zijn opgenomen, brengt niet met zich dat het college gehouden is nader en specifiek te motiveren waarom van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo biedt immers de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan, mits de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
5.3. De "Ruimtelijke Onderbouwing Rohofstraat 83 Almelo" van 13 juli 2017 (hierna: de ruimtelijke onderbouwing) maakt onderdeel uit van het besluit van 8 augustus 2017. In de ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat het Groengas dat op het CNG-tankstation kan worden getankt een duurzame variant is van aardgas die wordt gemaakt door biogas op te waarderen tot aardgaskwaliteit. De bron van het Groengas is rioolwaterzuivering, afvalverwerking en Groente-, Fruit- en Tuinafval. Hoewel het tankstation 24 uur per dag en zeven dagen per week geopend is, gaat het volgens de ruimtelijke onderbouwing om een station dat zich richt op een beperkte markt waarbij een beperkte toeloop van voertuigen plaatsvindt. Volgens de ruimtelijke onderbouwing maken per dag tussen de 10 en 25 voertuigen gebruik van het tankstation en bestaat ongeveer 95% van de afnemers uit zakelijke afnemers en 5% uit particuliere afnemers. Onder andere de bedrijfsauto’s van Cogas tanken er. Dit geringe (extra) aantal verkeersbewegingen kan volgens de ruimtelijke onderbouwing door de Veldkampsweg en omliggende wegen worden verwerkt. Het CNG-tankstation was ten tijde van het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing al gerealiseerd.
5.4. Het betoog van Twentepoort geeft, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het oordeel dat de ruimtelijke impact van het bouwplan groter is dan waarvan het college bij zijn besluitvorming is uitgegaan.
5.5. In de ruimtelijke onderbouwing is rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot duurzaamheid en duurzame mobiliteit betrokken, alsmede zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik in relatie tot het bouwplan. Hetgeen Twentepoort heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat realisering van het CNG-tankstation op gespannen voet staat met het rijks- en provinciaal beleid, dan wel dat het college daarmee onvoldoende rekening heeft gehouden.
5.6. Twentepoort betoogt tevergeefs dat er sprake is van nieuwe verstedelijking. Het CNG-tankstation is voorzien en gerealiseerd op een bedrijventerrein in het bestaand stedelijk gebied van Almelo. Het perceel heeft de bestemming "Bedrijf" en de functieaanduiding "bedrijven tot en met categorie 2". Uit de bij de planregels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten volgt dat bedrijven waaronder een autowasserij, personenautoverhuurbedrijven, groothandel en kleine drukkerijen daarmee in overeenstemming zijn. Gelet op de locatie van het perceel en de huidige bestemming, is in de ruimtelijke onderbouwing terecht geconcludeerd dat met de realisering van het bouwplan geen sprake is van nieuwe verstedelijking.
5.7. De Afdeling ziet in het door Twentepoort aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college het bouwplan niet in redelijkheid in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft mogen achten.
Het betoog faalt.
Slot en conclusie
6. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak van 31 mei 2017 is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van het college van 2 november 2015 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt met toepassing van artikel 6:19, zesde lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking. Gelet op hetgeen is overwogen onder rechtsoverwegingen 5.1 tot en met 5.7 van deze uitspraak is het beroep tegen het besluit het college van 8 augustus 2017 ongegrond.
7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Aangezien het besluit van 16 juli 2015 is ingetrokken wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid en in aanmerking genomen dat Twentepoort om vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar heeft verzocht, zal de Afdeling het college veroordelen in de kosten die Twentepoort in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 april 2016 in zaak nr. 15/2709;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van 2 november 2015, kenmerk UIT - 1562000;
V. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van 8 augustus 2017 ongegrond;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Almelo tot vergoeding van bij Twentepoort B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Almelo tot vergoeding van bij Twentepoort B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.485,00 (zegge: veertienhonderdvijfentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Almelo aan Twentepoort B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 834,00 (zegge: achthonderdvierendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Smulders-Wijgerde
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2017
672.