ECLI:NL:RVS:2017:2979

Raad van State

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
201708306/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met inreisverbod

In deze zaak hebben vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek betreft een voorlopige voorziening in het kader van hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 september 2017. De rechtbank had eerder de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin hun verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd werden ingetrokken en een inreisverbod werd uitgevaardigd, ongegrond verklaard.

De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat zij niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat het verzoek, gezien de eerdere uitspraak van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, voor toewijzing in aanmerking komt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek.

De voorzieningenrechter heeft op 3 november 2017 beslist dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in hun hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 495,00 aan proceskosten, die geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201708306/2/V1.
Datum uitspraak: 3 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 september 2017 in zaken nrs. 16/26997 en 16/26999 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 7 november 2016 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd ingetrokken en tegen hen een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 22 september 2017 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Groeneweg
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2017
32.