201702621/1/R1.
Datum uitspraak: 8 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Wormer, gemeente Wormerland,
en
de raad van de gemeente Wormerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Bartelsluisbrug" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2017, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door S.T. Kartopawiro en C.S. Schipper, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een nieuwe brug over de Zaan ten zuiden van de buurtschap Bartelsluis in Wormer. De nieuwe oeververbinding wordt gerealiseerd op een afstand van ongeveer 60 m ten zuidwesten van de bestaande overgang over de Bartelsluis. De route over de bestaande oeververbinding loopt door de buurtschap Bartelsluis. De beoogde nieuwe oeververbinding resulteert in een doorgaande route tussen de Veerdijk en de Engewormer, direct ten zuiden van de buurtschap, waardoor dit woongebied in zoverre gevrijwaard wordt van doorgaand verkeer.
[appellant] is bewoner van het perceel [locatie], ten zuidoosten van de voorziene nieuwe oeververbinding. [appellant] heeft beroep ingesteld tegen het plan, omdat hij vreest dat de nieuwe verbinding zal leiden tot een aanmerkelijke toename van het aantal verkeersbewegingen over de Engewormer.
2. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Rijstroken
4. [appellant] betoogt vanwege de geringe breedte van de brug die de oeververbinding vormt dat het verkeer in de huidige situatie wordt afgewikkeld via één rijstrook. De nieuwe brug heeft een breedte van ongeveer 15 m, althans het plan biedt de ruimte daartoe. Volgens [appellant] sluit het plan niet uit dat in de nieuwe situatie twee gescheiden rijstroken kunnen worden gerealiseerd, zodat het verkeer in twee richtingen gelijktijdig de brug kan passeren. Hij betoogt dat vanwege bij wegen algemeen gehanteerde omschrijvingen een weggedeelte, ook een brug, kan bestaan uit meerdere rijbanen en dat een rijbaan weer kan bestaan uit meerdere rijstroken. De planregeling laat toe dat meer dan één rijbaan van 3,5 meter wordt aangelegd. Op deze manier ontstaat een nieuwe oost-west route, tussen industrieterrein Wormer en Wormerveer en de A7. Deze route is in het bijzonder aantrekkelijk voor vrachtverkeer. Dat in de plantoelichting is aangegeven dat de brug één rijstrook zal bevatten, is in dit verband onvoldoende, nu deze plantoelichting niet bindend is, aldus [appellant].
4.1. In het plan is de bestemming "Verkeer" toegekend aan de gronden op de westelijke en oostelijke oever van de Zaan. De gronden (of wateren) daartussen zijn bestemd voor "Water". Aan een deel van de gronden met de bestemming "Water" is tevens de aanduiding "brug". toegekend. Deze strook heeft een breedte van ongeveer 15 m.
Artikel 5, lid 5.1, van de planregels luidt als volgt: "De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
[…]
c. een brug ter plaatse van de aanduiding "brug";
[…]"
Lid 5.2.2 luidt als volgt: "Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, gelden de volgende regels:
[…]
b. de rijbaanbreedte van de weg ter plaatse van de aanduiding "brug" mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
[…]"
4.2. De Afdeling overweegt dat de raad zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat, hoewel het de bedoeling is dat over de brug slechts één rijbaan, niet onderverdeeld in meerdere rijstroken, zal worden aangelegd, de planregels in samenhang met de verbeelding niet uitsluiten dat meer dan één rijbaan op de aan te leggen brug kan worden gerealiseerd. De formulering van artikel 5, lid 5.2.2, onder b, van de planregels laat volgens de raad op zichzelf toe dat meerdere rijbanen op de brug komen te liggen, met elk een of meer rijstroken. De breedte van de gronden met de aanduiding "brug" staat daar niet aan in de weg. De bedoeling om slechts één rijbaan mogelijk te maken, had volgens de raad in het plan duidelijker tot uitdrukking moeten worden gebracht. De raad beoogt planologisch niet te voorzien in een brug die door gemotoriseerde verkeersdeelnemers in twee richtingen tegelijk kan worden gebruikt.
Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
Bestuurlijke lus
5. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb opdragen om het in 4.2 geconstateerde gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen, zonder dat daarbij toepassing hoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb.
Overige beroepsgronden
6. Voor bespreking van de overige beroepsgronden is van belang of, en zo ja, op welke wijze, de raad het plan gewijzigd vaststelt. De Afdeling zal daarom in de einduitspraak de overige beroepsgronden van [appellant], zoals ter zitting toegelicht, beoordelen.
Proceskosten
7. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Wormerland op om binnen 13 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overweging 4.2 het daar omschreven gebrek in het besluit van 31 januari 2017 van de raad van de gemeente Wormerland tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bartelsluisbrug" te herstellen en
2. de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een eventueel besluit tot wijziging zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Helder w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2017
91.