ECLI:NL:RVS:2017:3043

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
201703532/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Montferland, 1e herziening' en de gevolgen voor zonnepanelen van appellant

Op 30 maart 2017 heeft de raad van de gemeente Montferland het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Montferland, 1e herziening' vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellant, wonend te Lengel, beroep ingesteld. De appellant is van mening dat de wijziging van de bebouwingsgrens van 5 meter naar 2 meter vanaf de groenstrook een negatieve impact heeft op de energieopbrengst van de zonnepanelen op zijn bedrijfshal. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 20 oktober 2017 ter zitting behandeld. De raad heeft betoogd dat er geen recht bestaat op ongehinderde zonlichtinval en dat de wijziging in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beroepsgronden van de appellant beoordeeld. De appellant heeft ter zitting een beroepsgrond ingetrokken die betrekking had op het verlies aan zonlicht voor vleermuizen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat de schaduw op het perceel van de appellant door de wijziging enigszins zal toenemen, maar niet zodanig dat dit onaanvaardbaar is. De appellant heeft niet kunnen aantonen dat de raad zich niet op de bezonningsstudie mocht baseren.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad de gevolgen van het plan voor de appellant in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2017.

Uitspraak

201703532/1/R1.
Datum uitspraak: 8 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Lengel, gemeente Montferland,
appellant,
en
de raad van de gemeente Montferland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Montferland, 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2017, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door P. Th. M. Overbeek, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij de vaststelling van het onderhavige plan zijn door de raad ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Eén van deze wijzigingen is het verleggen van de achterste bebouwingsgrens van enkele kavels aan de Logistiekstraat te ’s-Heerenberg. De bebouwingsgrens is verlegd van 5 m vanaf de groenstrook naar 2 m vanaf de groenstrook, overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan "Euregionaal Bedrijventerrein, herziening 2008", dat tot aan de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Montferland", op 14 maart 2013 gold. Hoewel de wijziging was opgesomd in de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan, was nagelaten deze wijziging op de verbeelding te verwerken.
[appellant] kan zich niet met bovenstaande wijziging verenigen, omdat de wijziging volgens [appellant] zorgt voor een verminderde energieopbrengst van de zonnepanelen op zijn bedrijfshal.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Intrekking beroepsgrond
3.    Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgrond die betrekking heeft op het verlies aan zonlicht en warmte voor de aanwezige vleermuizen ingetrokken.
Vermindering energieopbrengst
4.    [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte de bebouwingsgrens heeft verlegd van 5 m vanaf de groenstrook naar 2 m vanaf de groenstrook. [appellant] stelt dat de wijziging de energieopbrengst van de 168 zonnepanelen die hij op zijn bedrijfshal heeft liggen aanzienlijk zal verminderen. Voornamelijk in de winter, met een laagstaande zon, zal het negatieve effect volgens [appellant] groot zijn. Ter zitting heeft [appellant] gesteld dat de energieopbrengst per jaar met ongeveer 24 procent zal verminderen.
4.1.    De raad betoogt dat geen recht bestaat op ongehinderde vrije zonlichtinval. Daarbij speelt volgens de raad mee dat er sprake is van bestaand bebouwd gebied en meer specifiek bebouwing op een bedrijventerrein. De raad stelt verder dat een bezonningsstudie is uitgevoerd naar aanleiding van het betoog van [appellant], waarin de bebouwingsmogelijkheden van het vigerende plan zijn afgezet tegen de bebouwingsmogelijkheden van het nieuwe plan.
4.2.    Blijkens de verbeelding is aan de onderhavige percelen aan de Logistiekstraat de bestemming "Bedrijventerrein" toegekend. In het plan staat in het maatvoeringsvlak "maximum bouwhoogte (m): 10" en "maximum bebouwingspercentage (%): 80" aangegeven.
In de toelichting op het plan staat ten aanzien van de onderhavige percelen aan de Logistiekstraat dat de bebouwingsgrenzen gecorrigeerd zijn waardoor deze in overeenstemming zijn met bestemmingsplan "Euregionaal Bedrijventerrein, herziening 2008".
In de regels bij het plan is het volgende bepaald:
"Artikel 2 Overige regels
2.1 Wijziging van de verbeelding
[…]
b. De verbeelding van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Montferland' is onverkort van toepassing, voor zover daarin binnen het plangebied van dit bestemmingsplan geen wijziging is aangebracht."
In het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Montferland" is het volgende bepaald:
"Artikel 6 Bedrijventerrein
[…]
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen, bijbehorende bouwwerken bij woningen of voorzieningen van algemeen nut
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
a. gebouwd binnen het bouwvlak;
b. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;
c. bebouwingspercentage van een bouwperceel maximaal het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ aangegeven percentage;
d. bebouwingspercentage van een bouwperceel minimaal 60, tenzij het een uitbreiding van een bestaand bedrijf betreft;
e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse dan wel tot de achterste bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 2 m.
[…]".
4.3.    Vast staat dat de bebouwingsgrens is verlegd naar 2 m vanaf de groenstrook. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de door S.A.B. Arnhem B.V. uitgevoerde bezonningsstudie volgt dat de schaduw op het perceel van [appellant] daardoor enigszins zal toenemen, maar niet zodanig dat de toename onaanvaardbaar is. Nu [appellant] de resultaten van het onderzoek naar de bezonningssituatie op zichzelf niet heeft betwist, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op de bezonningsstudie mocht baseren. Ten aanzien van de door [appellant] gestelde vermindering van 24 procent van de energieopbrengst is ter zitting gebleken dat [appellant] bij de berekening van deze vermindering er ten onrechte van uit is gegaan dat de raad de bebouwingsgrens aan zowel de westzijde als de zuidzijde van zijn perceel heeft verlegd, terwijl de raad alleen de zuidzijde heeft verlegd. Deze stelling, wat er ook van zij, leidt er dan ook niet toe dat het bovengenoemde standpunt van de raad niet kan worden gevolgd.
Gelet op het bovenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de gevolgen van het plan voor [appellant] niet in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten en daaraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die zijn gemoeid met het realiseren van de voorziene bebouwing. Hierbij betrekt de Afdeling dat sprake is van bebouwing op een bedrijventerrein waar een intensief ruimtegebruik is voorgestaan, blijkend uit het geldende bebouwingspercentage van 80 procent.
Het betoog faalt.
Conclusie
5.    Het beroep is ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Sloten    w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2017
195-849.