ECLI:NL:RVS:2017:3058

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
201708352/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning

Op 8 september 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 oktober 2017 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Daarnaast heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 november 2017, waarbij de staatssecretaris haar aanvraag om te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, heeft afgewezen. Dit bezwaar is door de rechtbank ter behandeling doorgestuurd naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De voorzieningenrechter heeft op 8 november 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201708352/2/V3.
Datum uitspraak: 8 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 11 oktober 2017 in zaak nr. NL17.8461 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 11 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daarnaast heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 november 2017 waarbij de staatssecretaris haar aanvraag om krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, heeft afgewezen. Hangende dat bezwaar heeft de vreemdeling de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek heeft de rechtbank aan de Afdeling ter behandeling doorgezonden.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leeman, griffier.
w.g. Drop    w.g. Leeman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2017
759.