ECLI:NL:RVS:2017:3160

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
201708150/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 30 augustus 2017 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 3 oktober 2017 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.G. Matze, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift op 11 oktober 2017 is ingediend, wat na de wettelijke termijn van een week was. De vreemdeling heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat hij in verzuim is geweest. Hierdoor heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak op 14 november 2017 besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is openbaar gedaan en is van belang voor de vreemdeling die in dit geval niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning asiel.

Uitspraak

201708150/1/V2.
Datum uitspraak: 14 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 3 oktober 2017 in zaak nr. NL17.8226 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.G. Matze, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De aangevallen uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld op 3 oktober 2017. Het hogerberoepschrift is op 11 oktober 2017, derhalve na het einde van de in artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 genoemde termijn van een week, bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift derhalve niet tijdig ingediend. De vreemdeling heeft geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest.
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Fernandez
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2017
753.