ECLI:NL:RVS:2017:3169

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
201706073/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging 24-uursopvang vreemdeling in Bed-, Bad- en Broodvoorziening

Op 24 oktober 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam de vreemdeling toegelaten tot de 24-uursopvang in de Bed-, Bad- en Broodvoorziening (BBB-voorziening). Op 10 november 2016 heeft het college deze opvang beëindigd en de vreemdeling verwezen naar de 17-uursopvang. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft op 14 juli 2017 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 8 februari 2017 ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zorgvuldig heeft gehandeld. De vreemdeling heeft in zijn grief aangevoerd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het advies van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) niet is gevolgd. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtbank de implicaties van het ongemotiveerde advies van de GGD niet heeft erkend en dat de vreemdeling een plausibele reden heeft gegeven voor zijn vertrek uit de 17-uursopvang.

De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van 8 februari 2017 vernietigd. Het college is verplicht om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de vreemdeling.

Uitspraak

201706073/1/V1.
Datum uitspraak: 15 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 juli 2017 in zaak nr. 17/3446 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.
Procesverloop
Op 24 oktober 2016 heeft het college de vreemdeling toegelaten tot de 24-uursopvang in de Bed-, Bad- en Broodvoorziening (hierna: de BBB-voorziening).
Bij brief van 10 november 2016 heeft het college de aan de vreemdeling verleende 24-uursopvang in de BBB-voorziening beëindigd en hem verwezen naar de 17-uursopvang in de BBB-voorziening.
Bij onderscheiden besluiten van 8 februari 2017 heeft het college de daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2017 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het besluit van 8 februari 2017, dat ziet op de brief van 10 november 2016, (hierna: het besluit van 8 februari 2017), ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
I.    Vanaf 1 juli 2015 bestaat in de gemeente Amsterdam het zogenoemde Programma Vreemdelingen. In dat kader heeft het college de vreemdeling per 1 juli 2015 24-uursopvang in Daalburgh verleend. Deze vorm van opvang heeft het college beleidsmatig aan een maximale duur van één jaar gebonden. Bij wijze van vervolgopvang voor kwetsbare vreemdelingen bestaat in de gemeente Amsterdam de 24-uursopvang in de BBB-voorziening. Het college verwijst niet-kwetsbare vreemdelingen naar de 17-uurs(vervolg-)opvang in de BBB-voorziening. Het geschil bij de rechtbank is beperkt tot de kwestie of het college terecht de 24-uursopvang van de vreemdeling in de BBB-voorziening heeft beëindigd en hem heeft verwezen naar de 17-uursopvang in de BBB-voorziening.
Grief
2.    In de enige grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank met de overweging dat voor een zorgvuldige besluitvorming enige motivering van het advies van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (hierna: de GGD) nodig is, maar het college daar in dit geval aan voorbij heeft kunnen gaan, de betekenis van de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674, niet heeft onderkend en hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij door op 19 november 2017 uit de BBB-voorziening te vertrekken kennelijk van opvang heeft afgezien. Daartoe voert hij aan dat zonder kennis van een gemotiveerd advies van de GGD het voeren van een eerlijk proces wordt gefrustreerd. Voorts voert hij aan dat hij zich niet kan handhaven zonder de nodige zorg en dat deze zorg in de 17-uursopvang van de BBB-voorziening niet wordt geboden. Ter ondersteuning hiervan heeft hij een brief van zijn psychiater, verbonden aan Mentrum, van 6 oktober 2016 overgelegd, waarin deze stelt dat om de medisch noodzakelijke behandeling te kunnen blijven leveren een stabiele behuizing met 24-uursbegeleiding een voorwaarde is.
2.1.    De Afdeling heeft de in de grief opgeworpen rechtsvraag over de implicaties voor het college in een zaak waarin de GGD heeft volstaan met het geven van een ongemotiveerd advies bestaande uit de enkele telefonisch doorgegeven ontkenning dat de desbetreffende vreemdeling kwetsbaar is, beantwoord in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2017:3062. Uit die uitspraak - waaraan de omstandigheid dat de vreemdeling uit de 17-uursopvang in de BBB-voorziening is vertrokken niet afdoet, reeds omdat hij voor dit vertrek met overlegging van voormelde brief van 6 oktober 2016 een plausibele reden heeft gegeven - volgt dat de rechtbank ten onrechte geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat het college het besluit van 8 februari 2017 onzorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
De grief slaagt.
Conclusie
3.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 8 februari 2017 alsnog gegrond verklaren. De Afdeling zal dat besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen. Het college moet een nieuw besluit nemen op het door de vreemdeling tegen de brief van 10 november 2016 gemaakte bezwaar.
4.    Het college moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
II.I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
III.II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 juli 2017 in zaak nr. 17/3446;
IV.III.    verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
V.IV.    vernietigt het besluit van 8 februari 2017, kenmerk BBB 111886 16;
VI.V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.485 (zegge: veertienhonderdvijfentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.VI.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam aan de vreemdeling het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehondervijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Groeneweg
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2017
32.