201706964/1/R2 en 201706964/2/R2.
Datum uitspraak: 20 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Vianen,
en
de raad van de gemeente Vianen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "De Looch" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [appellanten] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2017, waar [appellanten], bijgestaan door mr. K. de Wit, rechtsbijstandverlener te Leusden, en de raad, vertegenwoordigd door J. Ariaans, ing. A.R.J. Kramer en D.G. Koster Msc, zijn verschenen.
Tevens zijn Stichting Trinamiek, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en Stichting Fluenta, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], daar gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Met het plan wordt beoogd de bouw van een nieuw schoolgebouw mogelijk te maken, waar onderwijs wordt gecombineerd met kinderopvang, buitenschoolse opvang, een peuterspeelzaal, en andere sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening. Het gebouw is bedoeld ter vervanging van het huidige gebouw waarin twee scholen zijn gehuisvest.
[appellanten] wonen ten westen van de voorziene school.
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De voorzieningenrechter stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
4. [appellanten] vrezen voor een aantasting van hun uitzicht en privacy, nu het nieuwe gebouw dichterbij hun woning komt en ook hoger wordt dan het bestaande gebouw. Voorts wijzen zij erop dat ook de bomen aan de Groenekade ter hoogte van hun woningen zullen worden gekapt.
Voorts vrezen [appellanten] dat de geluidsoverlast ten gevolge van de in het plan voorziene situatie aanzienlijk zal toenemen in ernst en duur. Daarbij wijzen zij erop dat de schoolterreinen voorheen verspreid om de school lagen en dat in de beoogde situatie de speelterreinen worden gecentreerd in het verlengde van hun woning. Bovendien zal er ook door de BSO en het kinderdagverblijf worden gebruik gemaakt van de speelterreinen. Volgens [appellanten] heeft de raad onvoldoende onderzocht wat de gevolgen daarvan voor hun woon- en leefklimaat zijn, terwijl in het akoestisch onderzoek wordt erkend dat er sprake is van een forse toename van het brongeluid. Voorts wijzen zij erop dat hun woning aan de Molengraaf 8 niet in het akoestisch onderzoek is meegenomen.
Tenslotte betogen [appellanten] dat de raad ten onrechte stelt dat er vanwege het plan geen nadelige invloed zal zijn op het verkeer en het parkeren. Zij betwisten dat het aantal leerlingen van de school niet zal toenemen. Voorts vrezen zij voor de verkeersveiligheid nu er in de in het plan voorziene situatie slechts één hoofdontsluiting zal worden gerealiseerd aan de Rietkamp. Volgens [appellanten] is het effect van het plan op de verkeersstroom en het parkeren onvoldoende onderzocht.
4.1. De raad erkent dat het plan gevolgen zal hebben voor de omgeving, maar stelt dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat in de zin van beperking van de privacy dan wel van het uitzicht ter plaatse van de woning van [appellanten].
Voorts heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden, waarin ook de woning van [appellanten] is betrokken en waaruit volgt dat het plan vanuit akoestisch perspectief niet tot een onaanvaardbare situatie leidt, aldus de raad.
Tevens stelt de raad zich op het standpunt dat voor parkeer- dan wel verkeersoverlast niet behoeft te worden gevreesd.
4.2. Op het perceel is een verouderd scholencomplex aanwezig. Om de continuïteit van het onderwijs te waarborgen en de kosten te beperken blijft dit gebouw in gebruik tot de nieuwbouw gereed is, zodat herbouw van het gebouw niet op exact dezelfde plaats mogelijk is. De bebouwing verschuift ten opzichte van het vorige plan dan ook in noordelijke richting. De afstand van de gevel van de woning van [appellanten] tot de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" neemt ten opzichte van het vorige plan toe van 27,5 tot 37,5 m.
In het vorige bestemmingsplan "Kom Vianen" bedroeg de toegestane maximum bouwhoogte voor het schoolgebouw 6 m. De in het onderhavige plan toegestane maximum bouwhoogte voor het gebouw bedraagt 8 m.
Weliswaar maakt het bestemmingsplan een verdieping mogelijk op het gebouw, maar gezien de genoemde afstand, in combinatie met de ligging in een stedelijke omgeving heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare beperking van het uitzicht of de privacy van [appellanten].
Overigens blijkt uit het verweerschrift dat de door [appellanten] gevreesde verwijdering van het groen aan de Groenekade niet samenhangt met het onderhavige bestemmingsplan, maar met de herinrichting van de openbare ruimte. In dat kader, zo is ter zitting namens de raad toegelicht, worden bomen gekapt om andere bomen tot volle wasdom te kunnen laten komen.
4.3. Wat betreft het aspect geluid wijst de raad op de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). Aan de daarin aanbevolen afstand van 30 m tussen de gevel van een woning en de gronden die bestemd zijn voor scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs wordt voldaan. Niettemin heeft de raad akoestisch onderzoek laten verrichten. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Vianen, Brede Parkschool, akoestisch onderzoek", van adviesbureau Rho van 27 maart 2017.
In genoemd onderzoek is onder meer het geluid van spelende kinderen op het schoolplein onderzocht. In het rapport is aansluiting gezocht bij de geluidrichtlijnen uit de VNG-Brochure. Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in een gebiedstype rustige woonwijk wordt maximaal aanbevolen:
45 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
65 dB(A) voor het maximale geluidniveau (piekgeluiden);
50 dB(A) voor geluid ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.
4.4. Uit figuur 5.1. van het akoestisch rapport blijkt dat de beoogde, meer gecentreerde, situering van de schoolpleinen in het onderzoek is betrokken.
In figuur 5.2 van het rapport staan de toetspunten weergegeven. Ter plaatse van de woning van [appellanten] staat een toetspunt vermeld. Per abuis wordt in het rapport echter gesproken van de Groenekade 8 waar Molengraaf 8 wordt bedoeld. Anders dan [appellanten] betogen is hun woning derhalve in het akoestisch onderzoek betrokken.
4.5. Volgens het akoestisch rapport bedraagt het maximale geluidniveau op de gevel van de woning aan de Groenekade 8 56 dB(A), zodat in zoverre wordt voldaan aan de aanbevolen richtlijn uit de VNG-brochure.
Na realisering van het plan bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dagperiode ten hoogste 49 dB(A) op de gevels van de woningen aan de Molengraaf, aldus het rapport. Tijdens de vakantieperiode bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten hoogste 50 dB(A) in de dagperiode op de woningen aan de Groenekade 14 en 16. Op de andere woningen is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 50 dB(A) of lager, aldus het akoestisch rapport. Hoewel de aanbevolen richtwaarde van 45 dB(A) wordt overschreden wordt het woon- en leefklimaat in het akoestisch rapport niettemin aanvaardbaar geacht. Daarbij wordt in het rapport betrokken dat overschrijding van de richtwaarde uitsluitend in de dagperiode optreedt. Bovendien is voor de vakantieweken uitgegaan van een worst-case scenario waarbij alle 60 kinderen 11 uur buiten zijn, een situatie die zich in werkelijkheid niet zal voordoen. Voorts is de geluidbelasting ter plaatse van de om de school liggende woningen vanwege het wegverkeer hoger dan het geluid vanwege spelende kinderen. Ook in de bestaande situatie was sprake van een school met spelende kinderen waardoor het woon- en leefklimaat werd beïnvloed, aldus het rapport.
Niet is gebleken dat het onderzoek zodanige gebreken dan wel leemten in kennis vertoont dat de raad dit onderzoek niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich onder verwijzing naar de conclusies van het akoestisch rapport in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan ter plaatse van de woning van [appellanten] niet zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ten gevolge van het geluid van spelende kinderen.
4.6. Ten aanzien van het verkeer en parkeren vermeldt de plantoelichting dat het nieuwe schoolgebouw een herontwikkeling betreft van een bestaand schoolgebouw, waarbij de huidige gebruikers in het nieuwe gebouw zullen worden gehuisvest; de omvang blijft nagenoeg hetzelfde. Blijkens de Nota Zienswijzen heeft de raad in november 2016 een prognose gemaakt voor het aantal leerlingen waarbij is uitgegaan van een beperkte toename van het aantal leerlingen tot maximaal 546. Niet is gebleken dat deze prognose niet realistisch zou zijn.
Volgens de plantoelichting zal de verkeersgeneratie ten gevolge van het plan niet essentieel wijzigen en zal ook de ontsluiting op dezelfde wijze plaatsvinden.
Voorts is onderzoek verricht om de parkeerbehoefte bij de nieuw te bouwen school te bepalen en om vast te stellen of naast het parkeren door bewoners er nog voldoende mogelijkheden zijn om het halen en brengen van kinderen veilig af te wikkelen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Verkeersonderzoek scholen omgeving De Looch", van Toon van der Horst verkeersarchitectuur, van 8 februari 2017.
De woning van [appellanten] staat ten westen van het aanwezige en toekomstige schoolgebouw. Niet uitgesloten is dat de verkeer- en parkeersituatie aan de noordzijde van het schoolgebouw gevolgen zou kunnen hebben voor [appellanten]. Het rapport vermeldt dat voor het halen en brengen de oostzijde van het plangebied favoriet zal blijven, omdat die aanrijroute sneller blijft. Het halen en brengen aan de noordzijde van de school functioneert redelijk. Ondanks het tekort aan parkeerplaatsen maakt het kunnen rondrijden dat de situatie overzichtelijk blijft, aldus het rapport.
In de nieuwe situatie zal volgens het rapport iets meer aan de noordzijde worden geparkeerd. Daar is volgens het rapport reeds een tekort aan parkeerplaatsen. Als oplossing wordt in het rapport gesuggereerd om leerkrachten te vragen niet in sectie 1, aan de noordzijde, te parkeren.
Omdat de raad dit echter geen adequate oplossing vond is besloten het openbare gebied aan de noordzijde, sectie 1, opnieuw in te richten en uit te breiden.
In het verweerschrift heeft de raad erop gewezen dat er in elk geval een zogenoemde kiss&ride-voorziening zal worden gerealiseerd en er extra parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat van deze voorzieningen een zodanig verkeersaantrekkende werking zal uitgaan dat dit tot verkeersonveilige situaties zal leiden.
Gezien het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat [appellanten] niet hoeven te vrezen voor ernstige verkeers- en parkeeroverlast ten gevolge van het plan.
Overigens is de aanrijroute naar de school reeds getransformeerd tot een 30 km-zone.
5. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.
w.g. Michiels w.g. Tuit
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2017