201709127/2/A1.
Datum uitspraak: 19 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Den Haag,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s) voor Waalsdorp (wijk 77), Haagse Hout, Den Haag.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 december 2017, waar [verzoeker], [verzoekers], en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Naghi-Zadeh en mr. M.M.C. van der Helm, vergezeld door ing. R. van Coevorden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. In het bestreden besluit heeft het college concrete locaties in Waalsdorp aangewezen waar ORAC’ s zullen worden geplaatst. Onder meer is de locatie 77-16B in de Van Hogenhoucklaan aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [verzoeker] en anderen zijn het niet eens met de aanwijzing van deze locatie, die recht voor, dan wel schuin voor de voorgevels van hun woningen ligt. Zij hebben een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het college tot de plaatsing van een ORAC op deze locatie zal overgaan.
3. [verzoeker] en anderen betogen dat het college niet in redelijkheid de locatie 77-16B heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Daartoe voeren zij aan dat een ORAC op deze locatie hun uitzicht en woongenot zal aantasten en zal leiden tot waardevermindering van hun woningen. Volgens hen bestaan er alternatieven met minder bezwaren. Volgens hen kan de locatie 77-16B vervallen en met de Orac’s op de nabijgelegen locaties 77-07C en 77-19B worden volstaan zonder dat dit leidt tot loopafstanden van meer dan 125 m. Voorts voeren zij aan dat aan de overkant van de Van Hogenhoucklaan binnen een loopafstand van 75 m geschiktere locaties zijn, bijvoorbeeld ter hoogte van hun woningen of richting de kerk, waar geen woningen staan. Ook de locatie op de hoek van de Van Hogenhoucklaan en de toegangsweg voor het gezondheidscentrum en het appartementencomplex is volgens hen geschikter. Het college heeft deze reeds in hun zienswijze tegen het ontwerpplaatsingsplan naar voren gebrachte alternatieven niet zorgvuldig onderzocht, aldus [verzoeker] en anderen.
4. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC’s heeft het college de randvoorwaarden, zoals neergelegd in het "Voorstel van het college inzake 4e Programma Ondergrondse Restafvalcontainers (ORAC’s): 1000 extra" met kenmerk RIS 280886, gehanteerd. Als randvoorwaarden zijn onder meer gesteld dat de loopafstand van perceel tot de container maximaal 75 m mag bedragen, waarbij een uitloop naar maximaal 125 m wordt gehanteerd, de reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering zo min mogelijk worden omgelegd en bij de route van huisdeur tot container kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen moet worden vermeden.
Het college heeft in zijn Nota van Antwoord op de ingebrachte zienswijzen tegen het ontwerpplaatsingsplan vermeld dat het voorstel om de ORAC op locatie 77-16B te laten vervallen geen verbetering is in verband met het overschrijden van de maximale loopafstanden. De alternatieve locatie aan de overkant van de Van Hogenhoucklaan is geen verbetering in verband met langere loopafstanden. De alternatieve locatie op de hoek van de Van Hogenhoucklaan en de toegangsweg voor het gezondheidscentrum en het appartementencomplex is geen geschikte locatie in verband met de ligging van kabels en leidingen, aldus het college in zijn Nota van Antwoord.
5. De voorzieningenrechter ziet voorshands onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de door [verzoeker] en anderen aangedragen alternatieven zodanig geschikter zijn dat het college daarom in redelijkheid voor een van die alternatieven had moeten kiezen. Het college heeft ter zitting gesteld dat bij het laten vervallen van de ORAC op de locatie 77-16B de loopafstanden toenemen tot 128 m en dat met de plaatsing van de ORAC aan de overzijde van de Van Hogenhoucklaan de loopafstanden aanmerkelijk toenemen omdat ervan moet worden uitgegaan dat wordt overgestoken bij de verderop gelegen voetgangersoversteekplaatsen. Voorts heeft college gesteld dat het gebruikelijk is dat kabels en leidingen op de hoek van de straat liggen en dat het aan de hand van een kaart kan aantonen dat dit ook op de hoek van de Van Hogenhoucklaan en de toegangsweg voor het gezondheidscentrum en het appartementencomplex het geval is.
Dat volgens [verzoeker] en anderen hetgeen het college over het oversteken heeft gesteld niet valt te rijmen met de situatie wat betreft ORAC’s in de Doorniksestraat in Den Haag en dat uit een tekening van het Kadaster volgt dat op de locatie 77-16 B ook kabels en leidingen liggen, vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten voor de verwachting dat het besluit van
31 oktober 2017 wat betreft de plaatsing van de ORAC op de locatie 77-16B in de Van Hogenhoucklaan in bodemprocedure niet in stand zal blijven.
6. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Soede
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2017
270-757.