ECLI:NL:RVS:2017:3494

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
201703267/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan N369 Kootstermolen - Kootstertille en de gevolgen voor de privacy van omwonenden

Op 20 december 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "N369 Kootstermolen - Kootstertille". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Achtkarspelen op 16 februari 2017, betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Achtkarspelen". Het plan voorziet in de reconstructie van de provinciale weg N369 De Koaten en de aanleg van een voet-/fietspad aan de westzijde van deze weg. De appellant, wonend nabij het perceel waar een nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met de in het bestemmingsplan voorziene woning nabij zijn woning.

Tijdens de zitting op 9 november 2017 heeft de Afdeling de zaak behandeld. De appellant betoogde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de verplaatsing van de bestaande woning aan het perceel [locatie 1] naar een perceel tussen [locatie 2] en [locatie 3]. De Afdeling oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van het ontwerp voor het bestemmingsplan. De Afdeling concludeerde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de belangen van de betrokkenen in redelijkheid heeft afgewogen en dat de privacy en het uitzicht van de appellant niet onaanvaardbaar worden aangetast door de nieuwe woning.

De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.

Uitspraak

201703267/1/R3.
Datum uitspraak: 20 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Kootstertille, gemeente Achtkarspelen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Achtkarspelen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "N369 Kootstermolen - Kootstertille" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2017, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door G. Klont, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting het college van gedeputeerde staten van Fryslân, vertegenwoordigd door N. Joustra, en [partij], bijgestaan door drs. H.P.W. Havens, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, gehoord.
Overwegingen
1.    Het plan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Achtkarspelen" ten behoeve van de reconstructie van de provinciale weg N369 De Koaten tussen de rotondes bij Kootstermolen en Kootstertille. De provincie Fryslân is de initiatiefnemer van de reconstructie. Het plan voorziet in een voet-/fietspad aan de westzijde van de provinciale weg N369 De Koaten. In de plantoelichting staat dat een deel van het geplande voet-/fietspad over het perceel [locatie 1] te Kootstertille komt te liggen. Als gevolg hiervan komt het voet-/fietspad dicht op de bestaande woning aan [locatie 1] te liggen, waardoor een onwenselijke situatie ontstaat, zo staat in de plantoelichting. Om deze onwenselijke situatie te beëindigen wordt volgens de plantoelichting een nieuwe woning op een alternatieve locatie mogelijk gemaakt. Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Agrarisch met waarden - Besloten gebied" toegekend en is aan de overzijde van de weg tussen de percelen [locatie 2] en [locatie 3] te Kootstertille de bestemming "Wonen" met een bouwvlak toegekend. Het perceel tussen [locatie 2] en [locatie 3] is in eigendom van [partij].
2.    [appellant] woont op het perceel [locatie 2] te Kootstertille. Hij kan zich niet verenigen met de in het bestemmingsplan nabij zijn woning mogelijk gemaakte woning. Tegen het fietspad dat in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, heeft hij geen bezwaar.
3.    [appellant] betoogt dat de gemeente noch de provincie hem in kennis heeft gesteld van het voornemen om medewerking te verlenen aan de verplaatsing van de bestaande woning aan [locatie 1] naar het perceel tussen [locatie 2] en [locatie 3]. Volgens hem hebben de eigenaren van de woning aan [locatie 1] ten onrechte aan de gemeente laten weten dat hij geen bezwaar heeft tegen de verplaatsing van de woning.
3.1.    De Afdeling stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging. In de Wet ruimtelijke ordening, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerp voor een bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
4.    [appellant] voert aan dat op het perceel [locatie 1] genoeg ruimte bestaat om de woning te herbouwen.
4.1.    Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Agrarisch met waarden - besloten gebied" toegekend.
4.2.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
De raad heeft toegelicht dat het perceel [locatie 1] zeer smal is en dat de ter plaatse aanwezige woning dicht op de weg is gelegen. Volgens de raad is het perceel te smal om de woning naar achteren te kunnen verplaatsen. Tevens is het naar achteren verplaatsen van de woning volgens de raad vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst. De naastgelegen woning op het perceel [locatie 4] is nagenoeg op de erfgrens met het perceel [locatie 1] gebouwd, waardoor de nieuwe woning te dicht op de woning aan [locatie 4] zou komen te staan. Voor zover [appellant] ter zitting heeft aangevoerd dat de erfgrens met het perceel [locatie 5] kan worden gewijzigd, heeft de raad ter zitting te kennen gegeven dat in die situatie ter plaatse een bebouwingscluster zou ontstaan en dat dit niet past in de bestaande bebouwingsstructuur van De Koaten. Gelet op het voorgaande geeft hetgeen [appellant] heeft aangevoerd de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de afweging van de belangen niet in redelijkheid de bestemming "Agrarisch met waarden - besloten gebied" aan het perceel [locatie 1] heeft kunnen toekennen.
Het betoog faalt.
5.    [appellant] kan zich niet verenigen met de bestemming "Wonen" die is toegekend aan het perceel tussen [locatie 2] en [locatie 3]. Hij stelt dat zijn privacy en uitzicht wordt aangetast als gevolg van de in het plan voorziene woning op het perceel tussen [locatie 2] en [locatie 3]. In dit verband uit hij de vrees dat niet uit valt te sluiten dat in de toekomst nog een woning naast zijn woning wordt mogelijk gemaakt.
5.1.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Blijkens de verbeelding is de afstand tussen de voorziene woning op het perceel tussen [locatie 2] en [locatie 3] en het perceel van [appellant] minimaal 60 m. Gelet op deze afstand en de omstandigheid dat zich tussen deze percelen een houtsingel bevindt, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacy en het uitzicht van [appellant] door de mogelijk gemaakte woning niet onaanvaardbaar worden aangetast. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de raad bij afweging van de betrokken belangen aan de door [appellant] aangevoerde bezwaren tegen de voorziene woning geen overwegende betekenis toe te kennen tegenover het belang dat met de voorziene woning wordt gediend.
Het betoog faalt.
6.    Het beroep is ongegrond.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2017
625.