201604556/1/A2.
Datum uitspraak: 15 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2016 in zaak nr. 15/7636 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een aanvraag van [appellante] om kinderopvangtoeslag afgewezen.
Bij besluit van 1 december 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Via een online formulier heeft [appellante] op 4 juni 2015 bij de Belastingdienst/Toeslagen kinderopvangtoeslag aangevraagd.
Bij brief van 27 juni 2015 heeft de Belastingdienst/toeslagen [appellante] gevraagd stukken over te leggen waaruit blijk dat zij aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
In reactie op dit verzoek heeft [appellante] een brief van Studie Info Punt, van het Albeda College - Trajectbureau van 26 maart 2015, een factuur van [opvang A] van 1 juli 2015 die ziet op de maand juli 2015, een overeenkomst met [opvang B] en een urenoverzicht van [opvang B] over 2015 overgelegd.
Bij brief van 14 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellante] om aanvullende gegevens gevraagd, omdat de door haar overgelegde stukken onvoldoende zijn om vast te stellen dat zij aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
Aan zijn besluit van 19 augustus 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat uit de door [appellante] overgelegde bewijsstukken onvoldoende blijkt dat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag.
Aan haar bezwaarschrift heeft [appellante] een inschrijvingsverklaring van Mondriaan, School voor Helpende Zorg en Welzijn van 28 augustus 2015 en loonstroken op naam van [dochter] gehecht.
Aan zijn besluit van 1 december 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het volgende ten grondslag gelegd. Uit navraag bij [opvang B] is gebleken dat wel een aanvraag voor plaatsing van de dochter van [appellante] is gedaan, maar dat de dochter uiteindelijk niet is geplaatst. Uit navraag bij Albeda College - Trajectbureau is gebleken dat [appellante] zich wel heeft aangemeld voor een opleiding, maar dat zij is afgemeld of is afgewezen. [appellante] is in september derhalve niet gestart met een opleiding.
Beroep
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de aanvraag van [appellante] terecht heeft afgewezen, omdat de door haar overgelegde stukken ontoereikend zijn om vast te kunnen stellen dat aanspraak op kinderopvangtoeslag bestaat.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellante] ook geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft, omdat niet is gebleken dat zij voor 2015 alle kosten van kinderopvang heeft betaald.
Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat [appellante], ingeval zij na 19 augustus 2015 alsnog aan een opleiding is begonnen, zij een nieuwe aanvraag had kunnen indienen. Voor zover [appellante] heeft bedoeld te betogen dat de Belastingdienst/Toeslagen de in bezwaar overgelegde stukken als een nieuwe aanvraag had moeten beschouwen, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd.
Hoger beroep
3. In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen haar aanvraag om kinderopvangtoeslag terecht heeft afgewezen. Hiertoe voert zij in de eerste plaats aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij een opleiding heeft gevolgd. De rechtbank heeft niet duidelijk gemaakt waarom de inschrijving bij ROC Mondriaan van 25 augustus 2015 niet kan worden betrokken bij de beoordeling van haar aanspraak op kinderopvangtoeslag. In de tweede plaats voert [appellante] aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat gedurende het toeslagjaar van kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang kan worden gewisseld. Dat zij in de loop van 2015 is overgestapt naar Wijzer in Opvang is dan ook niet van invloed op haar aanspraak op toeslag, aldus [appellante].
3.1. In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het volgende bepaald:
Artikel 1.3
2. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing.
Artikel 1.5
1. Een ouder heeft aanspraak op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het betreft:
a. kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum; of
b. gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.
Artikel 1.6
1. Een ouder heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de ouder in dat jaar: […]
j. is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000. […]
In de Awir is het volgende bepaald:
Artikel 2
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, wordt verstaan onder: […]
h. tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling; […]
Artikel 18
1. Een belanghebbende, een partner en een medebewoner verstrekken de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
3.2. Uit artikel 18, eerste lid, van de Awir volgt dat het aan degene die een aanvraag om kinderopvangtoeslag indient is om desgevraagd aan te tonen dat hij aanspraak op toeslag heeft. [appellante] heeft voorafgaand aan het besluit van 19 augustus 2015 en het besluit van 1 december 2015 stukken overgelegd. Op basis van deze stukken heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht vastgesteld dat [appellante] geen aanspraak op toeslag heeft, reeds omdat niet duidelijk was of en, zo ja, waar haar dochter werd opgevangen. De stukken die [appellante] in beroep heeft overgelegd heeft de Belastingdienst/Toeslagen niet bij de beoordeling van haar aanvraag en de beslissing op bezwaar kunnen betrekken. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de aanvraag van [appellante] terecht heeft afgewezen.
Het betoog faalt.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Dijkshoorn
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2017
735.