ECLI:NL:RVS:2017:458

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
201609736/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan herstructurering Dorpsstraat en Kapelstraat in Chaam

Op 22 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoeker en de gemeente Alphen-Chaam. Het verzoek volgde op besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de herstructurering van de locatie Dorpsstraat 41 t/m 49 en Kapelstraat 1 t/m 3. De raad had op 4 februari 2016 besloten tot de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van het bestemmingsplan, en op 11 oktober 2016 had het college hogere waarden vastgesteld op basis van de Wet geluidhinder. Verzoekers vreesden voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat door de bouw van een nieuw gebouw met 43 appartementen en winkelruimte, en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 13 februari 2017 werd duidelijk dat de initiatiefnemer, vertegenwoordigd door mr. E.E.M.J. Haverkorn, verklaarde niet te zullen beginnen met de bouw voordat de Afdeling uitspraak had gedaan in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang meer bestond voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de bouw niet zou starten. Het verzoek werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel geeft dat niet bindend is voor de bodemprocedure.

Uitspraak

201609736/2/R6.
Datum uitspraak: 22 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en andere, wonend dan wel gevestigd te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
en
de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2016 heeft de raad besloten tot gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van het bestemmingsplan voor de herstructurering van de locatie Dorpsstraat 41 t/m 49 en Kapelstraat 1 t/m 3 en bijbehorende besluiten.
Bij besluit van 11 oktober 2016 heeft het college hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld.
Bij besluit van 3 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Chaam 2016" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Bij besluit van 15 november 2016 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een gebouw met 43 appartementen, winkelruimte en een ondergrondse parkeergarage aan de Dorpsstraat 41 en omgeving in Chaam.
Tegen deze besluiten hebben onder meer [verzoeker] en andere beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 februari 2017, waar [verzoeker] en andere, vertegenwoordigd door [verzoeker] en [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.P. Wolf en mr. R. Stotijn, advocaten te Breda, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J.H. Keijsers en M.T. Korst, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. E.E.M.J. Haverkorn.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet voor de gronden aan de Dorpsstraat 41 t/m 49 en Kapelstraat 1 t/m 3 en omgeving (hierna: het perceel) in een plandeel met de bestemming "Gemengd 1" en maakt een gebouw met onder meer 43 wooneenheden, detailhandel en parkeervoorzieningen mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding "supermarkt" is uitsluitend een supermarkt van maximaal 1.950 m² aan brutovloeroppervlak toegestaan. De huidige bebouwing op het perceel zal verdwijnen en beoogd is om in het nieuwe gebouw onder meer plaats te bieden aan de bestaande supermarkt Lidl, die verplaatst zal worden van de andere zijde van het plein. De omgevingsvergunning maakt de bouw van het bedoelde gebouw mogelijk. [verzoeker] en andere wonen in het centrum van Chaam en/of hebben daar bedrijfspanden waarin onder meer een supermarkt, een bakkerij en een bloemenzaak zijn gevestigd. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat en mate name een verslechtering van het ondernemingsklimaat door leegstand en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan, de omgevingsvergunning en het hogere waardenbesluit.
3. Ter zitting heeft [belanghebbende], de initiatiefnemer en vergunninghoudster, verklaard niet te zullen beginnen met de bouw van het bedoelde gebouw en geen gebruik te maken van de gecoördineerd voorbereide omgevingsvergunning voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemprocedure. Gelet hierop bestaat er geen spoedeisend belang meer dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Indien de omstandigheden wijzigen, in die zin dat [belanghebbende] toch wenst te beginnen met de bouw, dient zij [verzoeker] en andere hiervan op de hoogte te stellen, zodat zij een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kunnen indienen. Voor zover [verzoeker] en andere er op hebben gewezen dat er onder deze omstandigheden geen beletselen zijn om het plan en de omgevingsvergunning te schorsen, overweegt de voorzieningenrechter dat hiervoor geen aanleiding bestaat, nu verklaard is dat van de op grond van het plan verleende en gecoördineerd voorbereide omgevingsvergunning geen gebruik zal worden gemaakt totdat de Afdeling uitspraak zal doen in de bodemprocedure.
Conclusie
4. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
4.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Kegge
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2017
459.