201607204/1/R6.
Datum uitspraak: 1 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Veenendaal,
en
de raad van de gemeente Veenendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Spooronderdoorgangen Nieuweweg Noord-Voorpoort" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2016, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde] en de raad, vertegenwoordigd door R.C.J. Dijkman Dulkes, D. van Steinvoorn en ir. G.G.A.M. Verhoofstad, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. De raad heeft desgevraagd een stuk ingediend. [appellant] en de raad hebben hierop een reactie gegeven. De ingekomen stukken zijn aan de andere partijen toegezonden. Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. De raad betoogt dat het beroep gelet op artikel 1.6, tweede lid, van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevat.
2. De relevante wetsbepalingen luiden als volgt:
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb): "Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste […] de gronden van het […] beroep".
Artikel 1.1 van hoofdstuk 1 van de Chw: "Afdeling 2 is van toepassing op:
a. alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten […]".
Artikel 1.6, tweede lid, dat deel uitmaakt van afdeling 2 van hoofdstuk 1: "In afwijking van artikel 6:6 van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb".
Artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet: "Indien afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de wet op een besluit van toepassing is, wordt dit bij het besluit en bij de bekendmaking of mededeling van het besluit vermeld."
Artikel 11, tweede lid: "Indien tegen het besluit beroep openstaat, wordt bij het besluit en bij de bekendmaking van het besluit voorts vermeld dat:
a. de beroepsgronden in het beroepschrift worden opgenomen;
b. het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, en
c. deze na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld."
3. Onder 8.1 van de bij de Chw behorende bijlage I is de aanleg of wijziging van landelijke spoorwegen als bedoeld in artikel 8 van de Tracéwet vermeld. In artikel 8 van de Tracéwet is onder meer vermeld een wijziging van een landelijke spoorweg waarmee de minister van Infrastructuur en Milieu de bruikbaarheid van die spoorweg beoogt te verbeteren en die bestaat uit de aanleg van spoorwegbouwkundige bouwwerken. Nu het plan strekt ten behoeve van de aanleg van een tweetal spooronderdoorgangen en het opheffen van een tweetal overwegen in het kader van het door de minister van Infrastructuur en Milieu opgestelde Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is Afdeling 2 van de Chw van toepassing op de vaststelling van het plan.
4. In de rechtsmiddelenverwijzing die was gevoegd bij de kennisgeving van 10 augustus 2016 van het besluit van 26 mei 2016 staat vermeld dat beroep moet worden ingesteld binnen de beroepstermijn en dat - op zeer uitzonderlijke gevallen na - het beroepsrecht wordt verspeeld indien het beroepschrift niet binnen de termijn is ingediend. Verder is in de kennisgeving opgenomen dat op het besluit van 26 mei 2016 de Chw van toepassing is en dat de belanghebbende in het beroepschrift moet aangeven welke beroepsgronden hij aanvoert tegen het besluit alsmede dat na afloop van de beroepstermijn geen nieuwe gronden meer kunnen worden aangevoerd.
5. [appellant] heeft de gronden van zijn beroep niet binnen de beroepstermijn vermeld. Gelet op het bepaalde in artikel 1.6 van de Chw is het beroep derhalve niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2017
45.